ECLI:NL:HR:2004:AO3161
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 augustus 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 52.560. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een algemene regel heeft geformuleerd die de rechter zou beknotten in zijn oordeelsvrijheid bij de waardering van de bewijskracht van schriftelijke bescheiden. De Hoge Raad stelt dat het Hof niet de door belanghebbende overgelegde bescheiden, afkomstig van familieleden, als bewijsmiddel had mogen weigeren zonder deze te waarderen. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Dit arrest is gewezen op 6 februari 2004 door de Hoge Raad, met vermelding van de betrokken rechters en de waarnemend griffier.