ECLI:NL:HR:2004:AO5547
Hoge Raad
- Herziening
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een arrest van de Hoge Raad inzake kansspelbelasting
Op 12 maart 2004 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan op het verzoek van X te Z (België) tot herziening van het arrest van 14 maart 2003, nr. 37797. Dit verzoek tot herziening is ingediend op grond van artikel 29e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in verbinding met artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad oordeelt dat voor herziening slechts feiten of omstandigheden in aanmerking komen die vóór de oorspronkelijke uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. In dit geval zijn de feiten die in het verzoekschrift zijn aangevoerd niet nieuw en zouden zij, indien zij eerder bekend waren geweest, niet tot een andere beslissing hebben geleid. Daarom is het verzoek tot herziening kennelijk ongegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoekschrift geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Hoge Raad heeft dan ook besloten het onderzoek te sluiten, waarbij de partijen de mogelijkheid hebben om binnen zes weken na de verzenddatum van het arrest een verzetschrift in te dienen. Dit verzetschrift moet voldoen aan bepaalde eisen, waaronder de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, en de gronden van het verzet.
De uitspraak is gedaan door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en P. Lourens, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2004. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het verzoek tot herziening is afgewezen.