ECLI:NL:HR:2004:AO5698
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Discrepantie tussen het arrest van het hof en het proces-verbaal betreffende de eis van de Advocaat-Generaal
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De Hoge Raad behandelt de klacht dat het Hof in strijd met artikel 359, lid 7, van het Wetboek van Strafvordering heeft nagelaten te motiveren waarom een hogere straf is opgelegd dan door het Openbaar Ministerie was gevorderd. De verdachte is ter zake van deze poging tot diefstal veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, met vernietiging van een eerder vonnis van de Politierechter.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel dat klaagt over schending van artikel 359, lid 7, Sv feitelijke grondslag mist. De Hoge Raad stelt vast dat de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken met aftrek vorderde, niet overeenkomt met de weergave in het proces-verbaal van de terechtzitting. Dit leidt de Hoge Raad tot de conclusie dat er sprake is van een vergissing in het proces-verbaal, en dat het Hof niet onterecht een hogere straf heeft opgelegd.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen grond is voor cassatie en ook geen reden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 11 mei 2004, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.