ECLI:NL:HR:2004:AO6672
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie in het belang der wet betreffende de appèlmogelijkheid tegen afwijzing van verzoek tot schorsing of opheffing van voorlopige hechtenis
In deze zaak gaat het om een cassatie in het belang der wet, ingesteld door de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1965, die op 26 februari 2003 een verzoek tot opheffing van zijn voorlopige hechtenis indiende. De rechtbank wees dit verzoek af, waarna de verdachte op 28 februari 2003 hoger beroep instelde bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde de verdachte echter niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat het niet ging om de afwijzing van een eerste verzoek tot schorsing of opheffing, zoals bedoeld in artikel 87, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever de verdachte de mogelijkheid heeft willen geven om hoger beroep aan te tekenen tegen een afwijzende beslissing van de rechtbank op een verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis. De wetgeving beoogt dat de verdachte slechts eenmaal kan appelleren, ongeacht of het gaat om de afwijzing van het eerste of een later verzoek. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Hof, omdat deze de keuzevrijheid van de verdachte miskent. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep, terwijl hij recht had om te appelleren tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en stelt dat deze beslissing geen nadelen toebrengt aan de door partijen verkregen rechten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 30 maart 2004.