ECLI:NL:HR:2004:AO7417

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/286HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van WLTO MAKELAARDIJ B.V. tegen [Verweerder] inzake betalingsverplichting

In deze zaak heeft WLTO MAKELAARDIJ B.V. (hierna: WLTO) op 5 november 1998 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem. WLTO vorderde een betaling van ƒ 26.886,40, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft na bewijslevering bij eindvonnis van 19 februari 2002 [verweerder] veroordeeld tot betaling van € 10.609,18, met wettelijke rente vanaf 28 juni 1996. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

[Verweerder] heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar WLTO incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 18 september 2003 het eindvonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het [verweerder] had veroordeeld tot betaling aan WLTO. In plaats daarvan heeft het hof de vordering van WLTO afgewezen en het incidentele beroep verworpen.

Tegen het arrest van het hof heeft WLTO cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat van WLTO de zaak heeft toegelicht. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 9 juli 2004 het beroep verworpen en WLTO in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van [verweerder]. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 juli 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/286HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
WLTO MAKELAARDIJ B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: WLTO - heeft bij exploot van 5 november 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en - voor zover in cassatie van belang - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen aan WLTO te betalen een bedrag van ƒ 26.886,40, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 februari 2001 WLTO tot bewijslevering toegelaten. Na getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 19 februari 2002 [verweerder] veroordeeld tot betaling aan WLTO van een bedrag van € 10.609,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. WLTO heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 18 september 2003 heeft het hof in het principaal beroep het eindvonnis van de rechtbank vernietigd, voor zover [verweerder] daarbij is veroordeeld tot betaling aan WLTO van een bedrag van € 10.609,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 1998, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van WLTO alsnog afgewezen. Het hof heeft het incidentele beroep verworpen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft WLTO beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
WLTO heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt WLTO in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.