ECLI:NL:HR:2004:AO9553
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake een vordering tot betaling tussen vader en zoon
In deze zaak heeft de vader, eiser tot cassatie, de zoon, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle. De vader vorderde een betaling van ƒ 57.372,75, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 december 1999. De rechtbank heeft de vordering afgewezen in een eindvonnis op 30 mei 2001. Hierop heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft in een tussenarrest van 7 mei 2002 partijen tot bewijslevering toegelaten en na getuigenverhoor het eindarrest op 10 december 2002 uitgesproken, waarbij het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het hof. De zoon is niet verschenen in de cassatieprocedure, waarop verstek is verleend. De zaak is door de advocaat van de vader toegelicht. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de vader in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van de zoon. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.