ECLI:NL:HR:2004:AP0436
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake alimentatie en cassatie door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een vader en zijn dochter. De vader, eiser tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat hem had veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 90.756,-- aan zijn dochter, vermeerderd met wettelijke rente. Dit bedrag was vastgesteld in een eerdere procedure die terugging tot een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 20 augustus 1997. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 8 september 2000, waarin het hof te 's-Gravenhage werd verzocht om de zaak opnieuw te behandelen na vernietiging van hun eerdere uitspraak.
De dochter, verweerster in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de vader. De advocaat-generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, heeft eveneens geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader in zijn middelen niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de vader veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.358,07, waarvan een deel aan de griffier en een deel aan de dochter moet worden betaald. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op alimentatie en de rechtspositie van ouders en kinderen.