ECLI:NL:HR:2000:AA7048
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verjaring van civiele vordering tot schadevergoeding wegens seksueel misbruik door de vader
In deze zaak heeft de dochter, eiseres tot cassatie, haar vader, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage met een vordering tot schadevergoeding wegens seksueel misbruik. De dochter heeft de vader op 3 december 1996 gedagvaard en vorderde een bedrag van ƒ 200.000,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vader heeft de vordering bestreden, waarna de Rechtbank op 22 april 1997 een comparitie van partijen heeft gelast. Bij eindvonnis van 20 augustus 1997 werd de dochter niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Hierop heeft de dochter hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 april 1999 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde. De dochter heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 september 2000 geoordeeld dat de vordering van de dochter niet was verjaard. De Hoge Raad oordeelde dat de verjaringstermijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 3:310 lid 1 BW, op zijn laatst op 1 januari 1990 was begonnen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dochter op 31 augustus 1986 aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik door haar vader, en dat de vader bij vonnis van 9 december 1986 is veroordeeld voor ontucht. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van het arrest van het Hof en verwijzing ter verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft ook de vader veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de dochter zijn begroot op ƒ 8.919,15. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de verjaringsregels in zaken van seksueel misbruik, vooral met betrekking tot de bescherming van minderjarige slachtoffers.