ECLI:NL:HR:2004:AR3092
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep ingesteld door heffingsambtenaar
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de heffingsambtenaar van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De heffingsambtenaar had een aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren opgelegd aan een belanghebbende voor het jaar 1998. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld, maar het beroepschrift is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Het bleek dat het beroep in cassatie niet namens het dagelijks bestuur van het Zuiveringsschap was ingesteld, wat in strijd is met de wet. Volgens artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 123 van de Waterschapswet is het dagelijks bestuur bij uitsluiting bevoegd tot het instellen van beroep in cassatie.
Daarom heeft de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.