ECLI:NL:HR:2004:AR5708

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01275/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 4 februari 2004 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid. Het Gerechtshof bevestigde, met uitzondering van de strafoplegging, een eerder vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 3 juni 2003, waarin de verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De straf die door het Hof werd opgelegd, was zes jaren gevangenisstraf.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Vellinga in overweging genomen, die adviseerde om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken op 7 december 2004 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.

Uitspraak

7 december 2004
Strafkamer
nr. 01275/04
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 februari 2004, nummer 20/001921-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid, Huis van Bewaring "Overmaze" te Maastricht.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 3 juni 2003, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 december 2004.