ECLI:NL:HR:2004:AR5708
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 4 februari 2004 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid. Het Gerechtshof bevestigde, met uitzondering van de strafoplegging, een eerder vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 3 juni 2003, waarin de verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De straf die door het Hof werd opgelegd, was zes jaren gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Vellinga in overweging genomen, die adviseerde om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken op 7 december 2004 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.