ECLI:NL:HR:2005:AR1498
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en vestiging van een onderneming in Nederland
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een in België woonachtige ondernemer, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 oktober 1998 tot en met 31 december 1998, waarbij een bedrag van ƒ 2100 was opgelegd. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de vermindering van belasting voor kleine ondernemers, zoals opgenomen in artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Hoge Raad stelt vast dat de omstandigheid dat belanghebbende in Nederland beschikte over gehuurde kantoorruimte van belang kan zijn voor de vraag of zijn onderneming in Nederland was gevestigd of over een vaste inrichting beschikte. Dit aspect is door het Hof niet voldoende in overweging genomen.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens gelast de Hoge Raad dat de Staat het griffierecht van € 175 aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest benadrukt het belang van de vestigingsplaats van een onderneming in relatie tot belastingverplichtingen en de toepassing van de regeling voor kleine ondernemers.