ECLI:NL:HR:2005:AR4462
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot betaling door een Kameroense vennootschap tegen een Nederlandse vennootschap
In deze zaak heeft de vennootschap naar het recht van Kameroen, CAMEROON SHIPPING LINES S.A. (hierna: Camship), op 17 juni 1999 Seatrade Groningen B.V. (hierna: Seatrade) gedagvaard voor de rechtbank te Groningen. Camship vorderde een betaling van in totaal FF 4.819.390,75 en US $ 1.610.895,02, vermeerderd met rente, en veroordeling van Seatrade in de kosten van het geding. Seatrade heeft de vordering bestreden. De rechtbank heeft op 7 september 2001 Camship niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor de periode vanaf 1 januari 1993 en de overige vordering afgewezen. Camship heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 9 april 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Camship heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van Camship verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Seatrade zijn begroot op € 4.895,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 21 januari 2005.