ECLI:NL:HR:2005:AR6180
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie in civiele zaak tussen eiser en Horst Sinco B.V. over betalingsverplichtingen en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, en de verweerder Horst Sinco B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Kessel. De zaak is ontstaan uit een geschil dat begon met een dagvaarding door Horst Sinco op 9 juni 2000, waarin zij eiser verzocht om een bedrag van ƒ 18.763,18 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft de vorderingen bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd als gevolg van een pachtovereenkomst en terugbetaling van een verzekeringspremie. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 12 juni 2001 partijen toegelaten tot bewijslevering en heeft in een eindvonnis van 19 maart 2002 eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 374,35 aan Horst Sinco, terwijl de vorderingen in reconventie zijn toegewezen.
Horst Sinco heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 25 juli 2003 de eerdere vonnissen heeft vernietigd en eiser heeft veroordeeld tot betaling van € 7.124,35 aan Horst Sinco. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 399,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.