ECLI:NL:HR:2005:AR6180

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/294HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak tussen eiser en Horst Sinco B.V. over betalingsverplichtingen en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, en de verweerder Horst Sinco B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Kessel. De zaak is ontstaan uit een geschil dat begon met een dagvaarding door Horst Sinco op 9 juni 2000, waarin zij eiser verzocht om een bedrag van ƒ 18.763,18 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft de vorderingen bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd als gevolg van een pachtovereenkomst en terugbetaling van een verzekeringspremie. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 12 juni 2001 partijen toegelaten tot bewijslevering en heeft in een eindvonnis van 19 maart 2002 eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 374,35 aan Horst Sinco, terwijl de vorderingen in reconventie zijn toegewezen.

Horst Sinco heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 25 juli 2003 de eerdere vonnissen heeft vernietigd en eiser heeft veroordeeld tot betaling van € 7.124,35 aan Horst Sinco. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 399,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 januari 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/294HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
HORST SINCO B.V. handelende onder de naam SINCO INVESTMENT,
gevestigd te Voorburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R. van Kessel.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Horst Sinco - heeft bij exploot van 9 juni 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de kantonrechter te Alphen aan den Rijn en gevorderd:
1. bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen om aan Horst Sinco tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 18.763,18, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 16.600,-- vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, daaronder, kosten rechtens, begrepen de B.T.W. over de daarvoor in aanmerking komende proceskosten;
2. [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding hiertoe aan de zijde van Horst Sinco op ƒ 918,41, te vermeerderen met de kosten van dit exploot, waaronder ƒ 600,-- voor salaris en noodzakelijke verschotten voor de gemachtigde van Horst Sinco, en
3. dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd:
- Horst Sinco te veroordelen tot betaling van de door [eiser] geleden schade als gevolg van het aangaan van de pachtovereenkomst waarvan de hoogte nader dient te worden opgemaakt bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 1998 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Sinco te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser] betaalde verzekeringspremie van in totaal ƒ 2.250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
- voorwaardelijk, indien de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, Horst Sinco te veroordelen tot betaling van de gestorte waarborgsom van ƒ 15.000,-- aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente over dit
bedrag vanaf 16 april 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
Horst Sinco heeft de vorderingen in reconventie bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 12 juni 2001 in conventie Horst Sinco tot het nemen van de in rov. 4.3 (laatste volzin) bedoelde akte en in reconventie [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 19 maart 2002 in conventie [eiser] veroordeeld om aan Horst Sinco te betalen een bedrag van € 374,35 (ƒ 824,95), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2000 tot aan de dag der voldoening, in reconventie Horst Sinco veroordeeld om aan [eiser] de door hem geleden schade als gevolg van het aangaan van de pachtovereenkomst te betalen, op te maken bij staat en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 1998 tot aan de dag der voldoening, en het meer of anders in conventie en in reconventie gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de kantonrechter heeft Horst Sinco hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 25 juli 2003 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan Horst Sinco te voldoen een bedrag van € 7.124,35, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2000 tot die der algehele voldoening, dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders door partijen gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Horst Sinco heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] namens zijn advocaat toegelicht door mr. C.M.H. van den Boogaard, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Horst Sinco door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Horst Sinco begroot op € 399,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 januari 2005.