Uitspraak
25 maart 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/104HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 juni 2003 gedateerd verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de rechtbank te Rotterdam en, voor zover in cassatie van belang, verzocht echtscheiding tussen hem en verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - uit te spreken.
De vrouw heeft het echtscheidingsverzoek van de man bestreden en zelfstandig verzocht scheiding van tafel en bed uit te spreken.
De man heeft het zelfstandig verzoek van de vrouw bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 december 2003 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het zelfstandig verzoek van de vrouw afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Daarbij heeft zij verzocht voormelde beschikking van de rechtbank te Rotterdam te vernietigen, voor zover het de uitgesproken echtscheiding betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende, het verzoek tot echtscheiding af te wijzen.
De man heeft haar beroep bestreden.
Bij beschikking van 9 juni 2004 heeft het hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 25 maart 2005.