ECLI:NL:HR:2005:AS3606

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/194HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake huur- en pachtovereenkomst en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huur- en pachtovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.F. van 't Hoff, had in eerdere instanties verzet aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam, waarin de huur- en pachtovereenkomst tussen partijen werd ontbonden. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, had de eiser en een derde partij gedagvaard om de overeenkomst te ontbinden en hen te veroordelen tot ontruiming en betaling van achterstallige huur en gederfde speelautomatenopbrengsten. De kantonrechter had de overeenkomst ontbonden en de eiser en de derde partij veroordeeld tot ontruiming en betaling van de verschuldigde bedragen. De eiser ging in hoger beroep, maar de rechtbank bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Hierop volgde een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in cassatie verworpen, omdat deze niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2005.

Uitspraak

8 april 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/194HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.H.F. van 't Hoff,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 3 juli 1997 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - alsmede [betrokkene 1] - verder te noemen: [betrokkene 1] - gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam en, kort gezegd, gevorderd te bepalen dat de huur- en pachtovereenkomst tussen partijen van 30 juni 1995, per 16 juli 1997 wordt ontbonden, met veroordeling van [eiser] en [betrokkene 1] het gehuurde te ontruimen en met veroordeling van hen tot betaling van achterstallige huur en gederfde speelautomatenopbrengsten, met rente en kosten.
[Betrokkene 1] heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [eiser] genomen.
Bij incidenteel vonnis van 2 oktober 1997 heeft de kantonrechter [betrokkene 1] toegestaan om [eiser] in vrijwaring te dagvaarden en de hoofdzaak naar de rol verwezen.
In de hoofdzaak heeft [betrokkene 1] zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. [Eiser] heeft geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 19 december 1997 de tussen partijen bestaande overeenkomst ontbonden en [eiser] en [betrokkene 1] veroordeeld tot ontruiming en tot betaling van achterstallige huur en gederfde speelautomatenopbrengsten, vermeerderd met rente en kosten.
Tegen dit vonnis is [eiser] bij exploit van 29 januari 1998 in verzet gekomen bij de kantonrechter.
Bij vonnis van 24 maart 1998 heeft de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.
[Eiser] is van laatstgenoemd vonnis in hoger beroep gegaan bij de rechtbank te Rotterdam.
Bij vonnis van 29 januari 2003 heeft de rechtbank het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 april 2005.