ECLI:NL:HR:2005:AS4128

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/309HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in faillissementskwestie met betrekking tot betaling aan curator

In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, gaat het om een cassatieprocedure in een faillissementskwestie. De eisers tot cassatie, bestaande uit drie natuurlijke personen en de vennootschap CHEAPSKATES B.V., hebben in hoger beroep een veroordeling gekregen tot betaling aan de curator van een faillissement. De curator, vertegenwoordigd door mr. Gerardus Martinus van Voorst, had eerder bij de rechtbank Amsterdam een vordering ingesteld tegen de eisers en een derde partij, [betrokkene 2]. De rechtbank had in eerste instantie een deel van de vordering toegewezen, maar het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep de eisers hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de curator, vermeerderd met wettelijke rente.

De eisers hebben tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld, waarbij zij de Hoge Raad verzochten om het arrest te vernietigen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.361,34. Dit arrest is uitgesproken op 11 februari 2005 door vice-president P. Neleman, die de zitting leidde, samen met de andere raadsheren.

Uitspraak

11 februari 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/309HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
3. [Eiseres 3],
4. CHEAPSKATES B.V.,
alle wonende c.q. gevestigd te [plaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
Mr. Gerardus Martinus VAN VOORST, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Amstelveen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij vijf exploten van 3 februari 2000 eisers tot cassatie alsmede [betrokkene 2], wonende te [woonplaats] - verder afzonderlijk te noemen: [eiseres 1], [eiser 2], [eiseres 3] en Cheapskates, dan wel gezamenlijk: [eiser] c.s. en [betrokkene 2] - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] c.s. en [betrokkene 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de anderen bevrijd zijn, te veroordelen om aan de curator te betalen een bedrag van ƒ 305.000, subsidiair de in het petitum ten laste van verschillende eisers vermelde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 1996 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] c.s. en [betrokkene 2] hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 31 oktober 2001 [eiseres 1] veroordeeld tot betaling aan de curator van ƒ 97.561,08 en van ƒ 18.659,65, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf 27 augustus 1996 tot aan de voldoening, de curator tot bewijslevering toegelaten, en de vordering tegen [betrokkene 2] afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De curator heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 7 augustus 2003 heeft het hof in het principale beroep het beroep verworpen. In het incidentele beroep heeft het hof het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de veroordeling van [eiseres 1] tot betaling van de bedragen van ƒ 97.561,08 en ƒ 18.659,65 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan de curator van een bedrag van € 90.756,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, [eiser] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van de curator verwezen, en het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 996,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 11 februari 2005.