ECLI:NL:HR:2005:AS5824
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onderhoudsbijdrage en ontruiming woning na beëindiging samenleving
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een vrouw en een man die eerder samenwoonden en een kind hebben. De vrouw had de man gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderingen instelde met betrekking tot de onderhoudsbijdrage voor hun kind en de ontruiming van de woning die op naam van de man stond. De rechtbank had in eerdere vonnissen de man veroordeeld tot betaling van een bedrag voor de aanschaf van een huis voor de vrouw en had de ontruiming van de woning door de vrouw geregeld. De man ging in hoger beroep tegen deze vonnissen, waarbij het gerechtshof de vrouw niet-ontvankelijk verklaarde in haar vordering tot onderhoudsbijdrage, omdat deze volgens het hof bij verzoekschrift en niet bij dagvaarding had moeten worden ingesteld. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing van het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren voordat zij had kunnen reageren in de hoofdzaak. Ook oordeelde de Hoge Raad dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de vrouw haar vordering niet op de juiste wijze had ingesteld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedurele stappen in civiele zaken en de bescherming van de rechten van partijen in een rechtszaak.