ECLI:NL:HR:2005:AS5954

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/054HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen ouders met minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen de vrouw en de man, waarbij de rechtbank te Arnhem op 7 februari 2002 een beschikking heeft gegeven waarin de man werd verplicht om een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man moest € 138,86 per kind per maand betalen, met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, die op 15 maart 2002 plaatsvond. Op 14 januari 2003 verzocht de man de rechtbank om de bijdrage te verlagen of te beëindigen, wat leidde tot een wijziging van de eerdere beschikking op 7 juli 2003, waarbij de bijdrage voor een bepaalde periode werd vastgesteld op € 95,-- per kind per maand. De man ging in hoger beroep tegen deze beslissing, en het gerechtshof te Arnhem vernietigde de beschikking van de rechtbank op 20 januari 2004, waarbij de bijdrage werd vastgesteld op nihil met ingang van 1 februari 2003. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het hof.

Uitspraak

25 maart 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/054HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. F.A.M. van Bree.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van de rechtbank te Arnhem van 7 februari 2002 is tussen verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - en verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uitgesproken en onder meer bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, [de zonen], een bedrag van € 138,86 per kind per maand zal betalen, met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Deze beschikking is op 15 maart 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Met een op 14 januari 2003 ter griffie van de rechtbank te Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat hij niet langer gehouden is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de zonen] te voldoen, althans op een zodanige bijdrage vast te stellen als de rechtbank juist acht, met uitsluiting van de wettelijke indexering als bedoeld in art. 1:402a BW, een en ander met ingang van 14 januari 2003.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
Na mondelinge behandeling op 23 juni 2003 heeft de rechtbank bij beschikking van 7 juli 2003 haar beschikking van 7 februari 2002 gewijzigd in die zin dat de bijdrage ten behoeve van [de zonen] voor de periode van 14 januari 2003 tot 14 maart 2003 nader wordt vastgesteld op € 95,-- per kind per maand. Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 20 januari 2004 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw beschikkende, de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 7 februari 2002 gewijzigd en de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de zonen] met ingang van 1 februari 2003 op nihil vastgesteld.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft op 21 januari 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 25 maart 2005.