ECLI:NL:HR:2005:AT1740
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Faillissement van United Technology Consultants B.V. en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2005 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van United Technology Consultants B.V. (UTC) tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het geding begon met een verzoekschrift van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) aan de rechtbank te Rotterdam om UTC in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek op 23 november 2004 ingewilligd, waarna UTC hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof bekrachtigde op 21 december 2004 het vonnis van de rechtbank, waarop UTC cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep van UTC onderzocht. Het middel van UTC richtte zich tegen de bevoegdheid van UWV om het faillissement te verzoeken, waarbij UTC stelde dat zij geen redelijk belang had bij haar beroep. De Hoge Raad oordeelde dat, zelfs als het middel van UTC gegrond zou zijn, dit niet zou leiden tot vernietiging van de faillietverklaring, die was uitgesproken op verzoek van CVZ, een verzoek dat in cassatie niet was bestreden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad UTC niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de voorwaarden waaronder een beroep kan worden ingesteld.