ECLI:NL:HR:2005:AT1740

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/143HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van United Technology Consultants B.V. en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2005 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van United Technology Consultants B.V. (UTC) tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het geding begon met een verzoekschrift van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) aan de rechtbank te Rotterdam om UTC in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek op 23 november 2004 ingewilligd, waarna UTC hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof bekrachtigde op 21 december 2004 het vonnis van de rechtbank, waarop UTC cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep van UTC onderzocht. Het middel van UTC richtte zich tegen de bevoegdheid van UWV om het faillissement te verzoeken, waarbij UTC stelde dat zij geen redelijk belang had bij haar beroep. De Hoge Raad oordeelde dat, zelfs als het middel van UTC gegrond zou zijn, dit niet zou leiden tot vernietiging van de faillietverklaring, die was uitgesproken op verzoek van CVZ, een verzoek dat in cassatie niet was bestreden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad UTC niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de voorwaarden waaronder een beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

10 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. R04/143HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
UNITED TECHNOLOGY CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.H. Fuchs,
t e g e n
1. UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERS VERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
2. HET COLLEGE VOOR ZORGVERZEKERINGEN,
gevestigd te Diemen,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 oktober 2004 ter griffie van de rechtbank te Rotterdam ingekomen verzoekschrift hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: UWV en CVZ - de rechtbank aldaar verzocht verzoekster tot cassatie - verder te noemen: UTC - in staat van faillissement te verklaren.
De rechtbank heeft het verzoek in raadkamer behandeld op 26 oktober 2004, 16 november 2004 en 23 november 2004. Bij vonnis van 23 november 2004 heeft de rechtbank UTC in staat van faillissement verklaard.
Tegen dit vonnis heeft UTC hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na mondelinge behandeling op 14 december 2004 heeft het hof bij arrest van 21 december 2004 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft UTC beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten; UWV en CVZ hebben ter gelegenheid van schriftelijke toelichting geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Het gaat in dit geding om het op het verzoek van UWV en dat van CVZ door de rechtbank uitgesproken faillissement van UTC, welk vonnis in hoger beroep door het hof is bekrachtigd.
3.2 Het middel behelst naar de kern genomen de klacht dat het hof ten onrechte UWV bevoegd heeft geacht het faillissement van UTC te verzoeken. Aldus ontbeert UTC redelijk belang bij haar beroep. Ook indien immers het middel terecht zou zijn voorgesteld, kan dit niet leiden tot vernietiging van de, alsdan alleen op het - in cassatie niet bestreden - verzoek van CVZ uitgesproken, faillietverklaring van UTC.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart UTC niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 juni 2005.