ECLI:NL:HR:2005:AT3471
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake cassatie tegen een vonnis van de rechtbank en een arrest van het gerechtshof
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerder in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. Blok, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 190.400,--, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering toegewezen bij vonnis van 14 november 2001. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 9 januari 2004 het vonnis van de rechtbank vernietigde en de vordering van eiser afwees, met veroordeling van eiser in de proceskosten. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 2.761,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.