ECLI:NL:HR:2005:AT6014

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/177HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak over dekking schade door neerslag na instorting van een kippenschuur

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en een verweerder over de dekking van schade aan een kippenschuur na de instorting van het dak. De instorting vond plaats op 4 februari 2001, toen er een aanzienlijke hoeveelheid sneeuw op het dak lag, gevolgd door regen en ijzel. De verweerder, die een woonhuisverzekering had afgesloten bij Delta Lloyd, vorderde dat Delta Lloyd dekking zou verlenen voor de schade die hij had geleden. Delta Lloyd betwistte de vordering en stelde dat de schade niet was ontstaan door neerslag die het woonhuis was binnengedrongen, zoals vereist door de polisvoorwaarden.

De rechtbank te Amsterdam heeft op 11 september 2002 de vordering van de verweerder toegewezen, maar Delta Lloyd ging in hoger beroep. Het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde op 26 februari 2004 het vonnis van de rechtbank. Delta Lloyd stelde vervolgens cassatie in, terwijl de verweerder incidenteel cassatieberoep instelde. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uitleg van de polisvoorwaarden door het hof correct was, gebruikmakend van het Haviltexcriterium. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van Delta Lloyd en vernietigde het arrest van het hof in het incidentele beroep, waarbij de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de kosten van het geding in cassatie voor Delta Lloyd werden toegewezen, en dat de kosten aan de zijde van de verweerder werden begroot. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige uitleg van verzekeringspolissen en de voorwaarden waaronder dekking wordt verleend.

Uitspraak

14 oktober 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/177HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
incidenteel verweerster in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
incidenteel eiser tot cassatie,
advocaat: mr. J. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 24 juli 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Delta Lloyd - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd voor recht te verklaren dat Delta Lloyd, gezien de van toepassing zijnde verzekeringsverhouding tussen Delta Lloyd en [verweerder], gehouden is dekking te verlenen voor de schade welke [verweerder] op 4 februari 2001 heeft geleden. Delta Lloyd heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 11 september 2002 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft Delta Lloyd hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 26 februari 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Delta Lloyd beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Delta Lloyd mede door mr. J.H.M. van Swaaij, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt in het principaal beroep tot verwerping en in het incidentele beroep tot vernietiging van het bestreden arrest van het gerechtshof te Amsterdam en tot verwijzing van de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar een ander gerechtshof.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2. Daarbij gaat het, voor zover thans van belang, in het bijzonder om het volgende.
Op 4 februari 2001 is een aan [verweerder] toebehorende kippenschuur ingestort. Oorzaak van de instorting is dat er ongeveer 21 cm sneeuw op het dak lag, het daarna is gaan regenen en ijzelen, de sneeuw door de regen en ijzel een min of meer massieve laag met een aanzienlijk gewicht is geworden, en dat vervolgens de stalen vakwerk spantconstructie de druk op het dak niet heeft kunnen weerstaan. [Verweerder] heeft bij Delta Lloyd een woonhuisverzekering met uitgebreide dekking voor onder andere de kippenschuur afgesloten. De op de verzekering van de kippenschuur toepasselijke polisvoorwaarden houden onder meer de volgende bepalingen in.
Artikel 2 Omvang van de dekking
1. Schade aan het woonhuis
De verzekering geeft recht op een vergoeding voor materiële schade aan het woonhuis, ontstaan door een hierna vermelde gedekte gebeurtenis, ook als deze gebeurtenis een gevolg is van een eigen gebrek.
(...)
2. Gedekte gebeurtenissen
1. (...)
12. Neerslag
Schade als gevolg van het woonhuis binnengedrongen neerslag.
Van deze dekking is uitgesloten:
- schade ontstaan door neerslag die is binnengedrongen via openstaande ramen, luiken of deuren;
- vocht- en waterdoorlating van muren of vloeren;
- reparatiekosten van daken, dakgoten en afvoerpijpen;
- neerslagschade die het gevolg is van slecht onderhoud of van een constructiefout.
13. (...)
3.2 In het onderhavige geding heeft [verweerder] gevorderd te verklaren voor recht dat Delta Lloyd, gezien de van toepassing zijnde verzekeringsverhouding tussen hem en Delta Lloyd, gehouden is dekking te verlenen voor de schade welke hij op 4 februari 2001 heeft geleden. [Verweerder] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat de schade moet worden vergoed omdat deze is ontstaan door een door de verzekering gedekte gebeurtenis, te weten "neerslag". Delta Lloyd heeft hiertegen aangevoerd dat sneeuw, regen en ijzel weliswaar zijn aan te merken als neerslag, maar dat de schade niet is ontstaan "als gevolg van het woonhuis binnengedrongen neerslag". De oorzaak van de schade was, aldus Delta Lloyd, dat het dak onder de zware laag sneeuw, ijzel en regen is bezweken en dat dit geschiedde voordat de neerslag het pand binnendrong.
De rechtbank heeft de vordering van [verweerder] toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 In rov. 4.4 heeft het hof overwogen dat het begrijpt dat [verweerder] de schade wil verhalen die bestaat uit de kosten van herstel van het ingestorte dak en dat het niet gaat om de schade die zich na de instorting van het dak heeft voorgedaan als gevolg van het naar beneden vallen van sneeuw, ijzel en regen. Onderdeel 1, dat zich richt tegen deze overweging, is gegrond. In de inleidende dagvaarding onder 8 heeft [verweerder] Delta Lloyd aansprakelijk gesteld voor "alle geleden en te lijden schade", en heeft hij een verklaring voor recht gevorderd dat Delta Lloyd gehouden is dekking te verlenen voor de op 4 februari 2001 geleden schade. Dat [verweerder] zijn vordering wat de omvang van de schade betreft later in enig opzicht zou hebben beperkt, blijkt niet uit de stukken van het geding in feitelijke aanleg en het hof vermeldt ook niet waar dit zou zijn geschied. In het licht hiervan is de vaststelling van het hof dat [verweerder] zijn vordering heeft beperkt tot de herstelkosten van het ingestorte dak niet begrijpelijk.
4.2 In grief 3 heeft Delta Lloyd betoogd dat, voor zover zij gehouden is dekking te verlenen, haar gehoudenheid tot dekking niet verder kan strekken dan hetgeen onder de polis is gedekt, waaraan zij heeft toegevoegd dat art. 2.2.12 reparatiekosten van daken, dakgoten en afvoerpijpen uitsluit, zodat de schade aan het dak in ieder geval niet is gedekt. Het hof heeft geoordeeld dat deze grief feitelijke grondslag mist, omdat uit het vonnis niet kan worden opgemaakt dat de rechtbank iets anders voor ogen heeft gestaan dan een afwikkeling van de vordering van [verweerder] conform de polisvoorwaarden (rov. 4.11). Onderdeel 2, dat zich met een motiveringsklacht richt tegen deze overweging voor het geval zij aldus moet worden begrepen dat volgens het hof de rechtbank reeds heeft beslist dat in geval van instorten van een dak wegens neerslag de herstelkosten van het dak, dakgoten en afvoerpijpen van dekking zijn uitgesloten, kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Anders dan het veronderstelt, heeft het hof niet geoordeeld dat de rechtbank aldus heeft beslist.
5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 De onderdelen I en II.a, die klagen over onbegrijpelijkheid en innerlijke tegenstrijdigheid van 's hofs arrest, gaan uit van de uitleg die het hof in zijn rov. 4.4 aan de vordering van [verweerder] heeft gegeven. Die uitleg kan evenwel, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor in 4.1 is overwogen, geen stand kan houden, zodat het uitgangspunt voor de in deze onderdelen vervatte klachten komt te ontbreken. De onderdelen kunnen derhalve bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
5.2 Onderdeel II.b richt zich met een aantal klachten tegen de door het hof in rov. 4.5-4.9 gegeven uitleg van de betrokken polisvoorwaarden. Dienaangaande overweegt de Hoge Raad dat het hof met juistheid heeft vooropgesteld dat deze uitleg dient te geschieden met gebruikmaking van het zogeheten Haviltexcriterium en dat het ook overigens niet blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kan de uitleg van bepalingen van een overeenkomst wegens zijn feitelijke karakter in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst. Nu de overwegingen van het hof, in onderling verband en samenhang bezien, niet onbegrijpelijk zijn en evenmin ontoereikend zijn gemotiveerd, kunnen de door het onderdeel naar voren gebrachte klachten niet tot cassatie leiden.
Onderdeel III bouwt voort op de hiervoor behandelde onderdelen en moet het lot daarvan delen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 26 februari 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.