ECLI:NL:HR:2005:AT6019
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en ondoorzichtige administratie in invorderingszaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eiser, die door de Ontvanger van de Belastingdienst is gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. De vordering van de Ontvanger betreft een bedrag van ƒ 136.307,--, dat eiser zou moeten betalen wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur en een onvolledige en ondoorzichtige administratie. De rechtbank heeft op 17 februari 2000 de vordering toegewezen, waarna eiser in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof bekrachtigde op 24 februari 2004 het vonnis van de rechtbank. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 1.926,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2005 door de vice-president P. Neleman, die als voorzitter fungeerde, samen met de andere raadsheren.