ECLI:NL:HR:2005:AT6019

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/242HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en ondoorzichtige administratie in invorderingszaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eiser, die door de Ontvanger van de Belastingdienst is gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. De vordering van de Ontvanger betreft een bedrag van ƒ 136.307,--, dat eiser zou moeten betalen wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur en een onvolledige en ondoorzichtige administratie. De rechtbank heeft op 17 februari 2000 de vordering toegewezen, waarna eiser in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof bekrachtigde op 24 februari 2004 het vonnis van de rechtbank. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 1.926,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2005 door de vice-president P. Neleman, die als voorzitter fungeerde, samen met de andere raadsheren.

Uitspraak

14 oktober 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/242HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/RIVIERENLAND,
voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Gorinchem,
kantoorhoudende te Gorinchem,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck,
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploot van 9 juli 1998 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en na wijziging van eis bij conclusie van repliek gevorderd bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen aan de Ontvanger te betalen een bedrag van ƒ 136.307,--, althans, voor het geval in de procedure volgend op het bezwaarschrift ingevolge art. 23 AWR (dat is ingediend tegen de aanslag met nummer [001]) een ander bedrag wordt vastgesteld, dat andere bedrag, vermeerderd met de invorderingsrente over dit bedrag vanaf 25 juli 1997 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding, die van het in de inleidende dagvaarding genoemde conservatoire beslag daaronder begrepen.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 februari 2000 de vordering toegewezen.
Tegen voormeld vonnis van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 24 februari 2004 heeft het hof het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Arnhem van 17 februari 2000 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 1.926,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.