ECLI:NL:HR:2005:AU1978
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering naar de Verenigde Staten van Amerika en de vereisten van het Uitleveringsverdrag
In deze zaak gaat het om een verzoek tot uitlevering van een persoon aan de Verenigde Staten van Amerika, dat door de Rechtbank te Amsterdam op 29 april 2005 is afgewezen. De rechtbank verklaarde de uitlevering ontoelaatbaar wegens ongenoegzaamheid van de overgelegde stukken. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel onbegrijpelijk is, gezien de inhoud van de bij het uitleveringsverzoek overgelegde documenten. De zaak betreft een arrestatiebevel van 20 oktober 2004 en een beëdigde verklaring van de Amerikaanse autoriteiten waarin seksuele misdaden worden genoemd. De rechtbank had vragen gesteld aan de Amerikaanse justitiële autoriteiten, maar ontving geen bevredigende antwoorden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en beveelt dat de opgeëiste persoon moet verschijnen voor de Hoge Raad op 11 oktober 2005 om gehoord te worden over het uitleveringsverzoek. De Hoge Raad benadrukt dat de verzoekende autoriteit niet heeft voldaan aan de vereisten van het Uitleveringsverdrag, maar dat de overgelegde stukken wel degelijk relevant zijn voor de beoordeling van het uitleveringsverzoek. De zaak illustreert de complexiteit van uitleveringsprocedures en de noodzaak voor duidelijke en volledige documentatie van de verzoekende staat.