ECLI:NL:HR:2005:AU2863

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/003HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en herstelmogelijkheden bij indiening per fax

In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Vijftigschild, een verzoek ingediend bij de rechtbank te Alkmaar om de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 17 april 2003 te wijzigen. Verzoeker wilde alleen belast worden met het gezag over zijn dochter, geboren op [geboortedatum] 1992, en verzocht om haar hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen, met een kinderbijdrage van nihil. De rechtbank verklaarde verzoeker op 7 januari 2004 niet-ontvankelijk in zijn verzoek en veroordeelde hem in de kosten. Verzoeker ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde de eerdere beschikking op 7 oktober 2004. Hierop stelde verzoeker cassatie in bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad ontving op 7 januari 2005 een faxbrief waarin verzoeker cassatieberoep instelde, maar deze was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd was met artikel 426a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op 20 januari 2005 werd een origineel verzoekschrift ingediend, maar dit was niet tijdig ingediend na de faxbrief. De Hoge Raad oordeelde dat het gebrek niet was hersteld en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep. De beslissing werd genomen door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 16 december 2005.

Uitspraak

16 december 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/003HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A. Vijftigschild,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 24 september 2003 ter griffie van de rechtbank te Alkmaar ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 17 april 2003 in die zin te wijzigen dat hij, verzoeker, alleen zal worden belast met het gezag over de op [geboortedatum] 1992 uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader met verweerster in cassatie te [geboorteplaats] geboren minderjarige [de dochter]. Voorts heeft hij verzocht dat [de dochter] haar hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben en dat de kinderbijdrage op nihil zal worden gesteld.
Verweerster heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 januari 2004 verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en hem in de kosten van deze procedure aan de zijde van verweerster veroordeeld.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 7 oktober 2004 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Verweerster heeft verzocht verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep, dan wel het beroep te verwerpen, kosten rechtens.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1.1 Op 7 januari 2005, de laatste dag van de cassatietermijn, is ter griffie van de Hoge Raad een faxbrief ingekomen houdende een "cassatie schriftuur" waarbij verzoeker cassatieberoep instelt, en klachten aanvoert, tegen de beschikking van 7 oktober 2004. In de faxbrief is vermeld: "Spoedheidshalve stelt ondergetekende namens mijn procureur te Leidschendam, aan de Damlaan 9, advocaat en procureur mr A. Vijftigschild de cassatie in." De eerste bladzijde van de faxbrief is gesteld op briefpapier met het briefhoofd "Amstelland advocaten" en met vermelding van adressen te Amstelveen en Amsterdam. De faxbrief is ondertekend door een "procureur" wiens naam niet in de faxbrief is vermeld.
3.1.2 Op 20 januari 2005 is ter griffie een brief binnengekomen van mr. A. Vijftigschild, gedateerd 19 januari 2005, met "in vijfvoud het cassatieverzoek, alsmede het procesdossier." Dit (originele) verzoekschrift heeft dezelfde inhoud als de faxbrief van 7 januari en is eveneens gesteld op briefpapier van "Amstelland advocaten", doch zonder vermelding van adressen. Het is voorzien van een andere handtekening, met vermelding advocaat. Vergelijking met andere stukken in het griffiedossier maakt aannemelijk dat het hier de handtekening van mr. Vijftigschild betreft. Volgens het op dit verzoekschrift gestelde stempel van de griffie is dit verzoekschrift op 7 januari 2005 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen doch deze datum is, gelet op het vorenoverwogene, niet juist en berust kennelijk op een vergissing.
3.2 De op 7 januari 2005 per faxpost ingekomen "cassatie schriftuur" is niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad en voldoet dus niet aan de eis van art. 426a Rv. Dit gebrek zou hebben kunnen worden hersteld door indiening ter griffie, binnen korte tijd, van een naar behoren ondertekend origineel exemplaar van het verzoekschrift (HR 11 juli 2003, nr. R03/022, NJ 2003, 565). Het gebrek is niet hersteld door de indiening, op 20 januari 2005, van de originele cassatieschriftuur, nu deze niet binnen korte tijd na de op 7 januari 2005 ingekomen schriftuur bij de Hoge Raad is ingediend. Dit brengt mee dat verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 december 2005.