ECLI:NL:HR:2006:AU3093
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- L. Monné
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Meststoffenwet en de overschotheffing in relatie tot het EG-Verdrag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de overschotheffing op grond van de Meststoffenwet voor het jaar 1989. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 58.004,55, werd opgelegd door de Inspecteur van het Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij diende een vertoogschrift in, en beide partijen hebben de zaak toegelicht. De Hoge Raad heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de beantwoording van vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in een andere zaak (C-175/02, Pape). Na de uitspraak van het Hof van Justitie op 13 januari 2005, hebben partijen de gelegenheid gekregen om schriftelijk te reageren, maar zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De Advocaat-Generaal W. de Wit concludeerde op 7 juli 2005 tot ongegrondverklaring van het beroep. De Hoge Raad heeft vervolgens de argumenten van de belanghebbende beoordeeld, waarbij het middel berustte op de veronderstelling dat er een verband bestaat tussen de overschotheffing en een steunmaatregel voor het transport van mest. De Hoge Raad oordeelde dat de overschotheffing, ingevoerd ter bestrijding van bepaalde kosten, niet onder het uitvoeringsverbod van artikel 93 EG-Verdrag valt. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.