ECLI:NL:HR:2006:AU9516
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroepschrift in belastingzaak na overschrijding beroepstermijn
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat door belanghebbende is ingediend tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar verminderd, maar het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, en het Hof heeft dit verzet gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en zich gebogen over de vraag of het beroepschrift tijdig was ingediend.
Het Hof had vastgesteld dat de termijn voor het instellen van beroep eindigde op 24 december 2002. Belanghebbende stelde dat hij het beroepschrift vóór deze datum ter post had bezorgd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende motivering had gegeven voor zijn oordeel dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De verklaring van belanghebbende, die stelde dat hij op advies van een medewerker van de Belastingdienst had gehandeld, bood geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel van het Hof. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had vastgesteld dat het beroepschrift binnen de vereiste termijn was ontvangen, en dat het oordeel van het Hof daarom onbegrijpelijk was.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing op het verzet, met inachtneming van het arrest. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.