ECLI:NL:HR:2006:AW3044
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en vergoeding van geschonken bedragen tussen voormalig echtelieden
In deze zaak, die zich afspeelt binnen het huwelijksvermogensrecht, gaat het om een geschil tussen voormalig echtelieden over de vergoeding van bedragen die de vrouw van haar vader heeft ontvangen en die zijn aangewend voor de kosten van de huishouding. De vrouw, eiseres tot cassatie, heeft de man, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd dat hij haar een bedrag van ƒ 1.077.433,-- zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen de man veroordeeld tot betaling van ƒ 429.000,--, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en het beroep van de man op een vervalbeding gehonoreerd. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 2 februari 2005 werd gewezen.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 15 september 2006 geoordeeld dat het hof ten onrechte het beroep van de man op het vervalbeding heeft gehonoreerd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat een beroep op een vervalbeding niet zonder meer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en dat de man niet zonder meer bijzondere omstandigheden hoeft te stellen om zijn beroep op het vervalbeding te rechtvaardigen. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen bij de toepassing van huwelijkse voorwaarden en de gevolgen daarvan voor de vergoeding van kosten van de huishouding.