ECLI:NL:HR:2006:AX3202
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de bank in adviesrelatie met cliënten met betrekking tot effectenbevoorschottingsovereenkomsten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aantal cliënten en ING Bank N.V. over de vraag of de bank tekort is geschoten in haar zorgplicht in de adviesrelatie met de cliënten. De cliënten, aangeduid als [eiser 1], [eiseres 2] en [eiseres 3], hebben de bank gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam op 21 november 2001. Zij vorderden schadevergoeding op grond van wanprestatie en onrechtmatig handelen, als gevolg van verliezen die zij hadden geleden door gedwongen verkopen van effecten en verliezen op effecten die zij nog in bezit hadden. De rechtbank heeft op 21 mei 2003 het gevorderde afgewezen en de eisers in de kosten van de procedure veroordeeld. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 10 februari 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. De eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 14 juli 2006 het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden.