ECLI:NL:HR:2006:AX7782

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/158HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over honorarium en vaststellingsovereenkomst tussen gedupeerden en schadebemiddelaar

In deze zaak gaat het om een geschil tussen gedupeerden van beleggingsschade en hun schadebemiddelaar, die op basis van een ‘no cure no pay’-overeenkomst een vaststellingsovereenkomst met de bank heeft gesloten. De gedupeerden, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben de schadebemiddelaar, S&B, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de gedupeerden in conventie gedeeltelijk toegewezen en in reconventie de vorderingen van S&B afgewezen. De gedupeerden hebben hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van enkele proceskosten. Hierna hebben de gedupeerden cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 8 september 2006 het beroep in cassatie verworpen. De raadsheren hebben geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de gedupeerden in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van S&B op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser.

Uitspraak

8 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/158HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: S&B - heeft bij exploot van 12 juli 2002 eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [eiser 1] en [eiseres 2], dan wel gezamenlijk: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en, na wijziging van eis bij pleidooi, gevorderd bij vonnis voor recht te verklaren dat de door partijen [eiser 1] betaalde € 330.225,-- heeft te gelden als een rechtsgeldige (deel)betaling door [eiser] c.s. aan S&B met veroordeling van [eiser] c.s. om binnen veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis de door de bankier van S&B gestelde bankgarantie aan deze te retourneren, een en ander met bepaling dat dit onderdeel van het vonnis, voor zoveel betrekking hebbend op het retourneren van de bankgarantie, uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard en met veroordeling van [eiser 1] tot het betalen van een dwangsom groot € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag gedurende welke hij in gebreke blijft aan de inhoud van dit vonnis te voldoen vanaf het moment van de betekening.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden en van hun kant in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. S&B te veroordelen om aan [eiser] c.s. te voldoen een bedrag van € 330.225,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. te ontbinden, althans ontbonden te verklaren (c.q. te vernietigen, althans nietig te verklaren) de overeenkomst van opdracht van 10 april 2002 c.a.;
3. S&B te veroordelen om aan [eiser 1] en [eiseres 2] te voldoen alle door hen terzake geleden en nog te lijden schade, als op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, en
4. S&B te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure in reconventie.
S&B hebben de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 31 december 2003:
in conventie:
- de vorderingen voor zover deze zijn ingesteld tegen [eiseres 2] afgewezen;
- voor recht verklaard dat de betaling van € 330.225,-- van [eiser 1] aan S&B rechtsgeldig is;
- [eiser 1] veroordeeld aan S&B te betalen:
een bedrag van € 5.000,--, vermeerderd met 6% rente vanaf 25 juni 2002 tot aan de dag der voldoening;
de wettelijke rente over € 330.225,-- vanaf 29 juni 2002 tot aan de dag waarop dit bedrag is bijgeschreven op de rekening van S&B;
de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 4.448,-- en
de kosten van het beslag ten bedrage van € 781,26;
- [eiser 1] geboden de door de bankier van S&B opgestelde bankgarantie aan S&B te retourneren binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
- [eiser 1] veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 5.000,-- voor elke dag dat hij in strijd zal handelen met voornoemd gebod, met dien verstande dat boven de som van € 100.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd en dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter voor zover handhaving van die sanctie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding en dat deze dwangsomsancties slechts zal gelden na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn van veertien dagen na de betekening van dit vonnis;
- [eiser 1] veroordeeld in de proceskosten in conventie;
- de veroordelingen, uitgezonderd de verklaring voor recht en het gebod, uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
in reconventie:
- de vorderingen afgewezen en
- de proceskosten aan de zijde van S&B op nihil gesteld.
Tegen het vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. S&B heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij memorie van grieven in het incidenteel appel heeft S&B geconcludeerd dat het hof voormeld vonnis tussen haar enerzijds en [eiser] c.s. anderzijds bevestigt, zulks met dien verstande dat de vordering van S&B strekkende tot vergoeding van een boete van € 50.000,-- alsnog aan haar wordt toegekend.
Bij arrest van 1 februari 2005 heeft het hof in het principaal appel:
- [eiseres 2] niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep, behoudens voor zover dat hoger beroep betrekking heeft op de beslissing van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres 2];
- [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de (impliciete) beslissing van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep inzake de eiswijziging;
- het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en
- [eiser] c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van S&B;
in het incidenteel appel:
- het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en
- S&B veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van [eiser] c.s., begroot op nihil.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen S&B is verstek verleend. De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van S&B begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 8 september 2006.