ECLI:NL:HR:2006:AX9398

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/187HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen transportonderneming en groothandel over vergoeding van europallets en onbetaalde facturen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de transportonderneming European Toiletry Brokers B.V. (hierna: ETB) en een groothandel over de vergoeding van niet teruggegeven europallets en onbetaald gelaten facturen. De zaak is gestart door de groothandel, die ETB op 12 april 2002 heeft gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. De groothandel vorderde een bedrag van € 17.542,64, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. ETB verscheen niet ter zitting, wat leidde tot een verstekvonnis op 17 juli 2002, waarin de rechtbank ETB veroordeelde tot betaling van € 15.330,71, met wettelijke rente en kosten van het geding.

ETB kwam in verzet tegen dit verstekvonnis en vorderde in reconventie ontheffing van de veroordeling en teruggave van goederen die de groothandel onder zich had. De rechtbank gelastte een comparitie van partijen en ETB wijzigde haar vordering in reconventie naar schadevergoeding voor het zoekraken van goederen. Bij eindvonnis op 27 augustus 2003 verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en wees de reconventionele vordering af. ETB ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 maart 2005 het vonnis bekrachtigde.

Tegen dit arrest stelde ETB cassatie in. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president J.B. Fleers, heeft op 6 oktober 2006 het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. ETB werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 596,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

6 oktober 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/187HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EUROPEAN TOILETRY BROKERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: eerst mr. M.J. van Basten Batenburg, thans mr. W.P. den Hertog,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [verweerster],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 12 april 2002 eiseres tot cassatie - verder te noemen: ETB - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ETB te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 17.542,64 (€ 14.746,19 aan hoofdsom, € 2.211,93 aan buitengerechtelijke kosten en € 584,52 aan wettelijke rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 14.746,19 vanaf 11 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van ETB in de kosten van deze procedure.
Nadat ETB niet ter terechtzitting was verschenen, heeft de rechtbank bij verstekvonnis van 17 juli 2002 ETB veroordeeld aan [verweerster] te betalen € 15.330,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 14.746,19 vanaf 11 april 2002 tot aan de voldoening, ETB in de kosten van het geding veroordeeld, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
ETB is bij exploot van 19 augustus 2002 tegen voormeld verstekvonnis in verzet gekomen en heeft gevorderd in conventie haar te ontheffen van de veroordeling bij dat vonnis, [verweerster] haar vordering te ontzeggen en in reconventie [verweerster] te veroordelen tot teruggave aan ETB van de haar toebehorende zaken die [verweerster] nog onder zich heeft, waaronder een pallet Dove producten en een pallet scheermesjes Mach 3/8 van Gilette, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 400.000,--.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 september 2002 een comparitie van partijen gelast.
[Verweerster] heeft de vordering in reconventie bestreden.
Vervolgens heeft ETB haar vordering in reconventie gewijzigd en gevorderd [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de schade, die zij als gevolg van het zoekraken van opgeslagen of ten vervoer aangeboden goederen zal blijken te hebben geleden, een en ander op te maken bij schadestaat.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 27 augustus 2003 in conventie het verzet ongegrond verklaard en ETB in de kosten van het verzet veroordeeld. In reconventie heeft de rechtbank het gevorderde afgewezen, ETB in de kosten van het geding veroordeeld en de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen het vonnis van 27 augustus 2003 heeft ETB hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 24 maart 2005 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en ETB in de kosten van het appel veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft ETB beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ETB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 596,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.