ECLI:NL:HR:2007:AZ4757
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging en geldigheid van inleidende dagvaarding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte en de geldigheid van de inleidende dagvaarding. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld door de Politierechter in Amsterdam voor feiten met parketnummer 13/057571-00 en 13/060350-00. Het Hof had de inleidende dagvaarding in zaak 1 nietig verklaard, maar de verdachte had cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, specifiek gericht op de feiten onder parketnummer 13/060350-00.
De Hoge Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de tweede vervolging van zaak 2 niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid in de eerste strafvervolging. Dit betekent dat de eerdere beslissing van het Hof om het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de feiten in zaak 2 niet van invloed is op de ontvankelijkheid van het OM in de eerste vervolging van dezelfde zaak. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de inleidende dagvaarding in zaak 2 nietig verklaard moest worden. Het Hof had niet voldoende gemotiveerd dat de dagvaarding op geldige wijze was uitgereikt, aangezien er geen bewijs was dat de dagvaarding was geprobeerd uit te reiken op het juiste adres van de verdachte.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof voor zover deze betrekking had op de feiten onder parketnummer 13/060350-00 en verklaarde de inleidende dagvaarding onder dat parketnummer nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling van strafzaken en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om de geldigheid van dagvaardingen te waarborgen.