ECLI:NL:HR:2007:BA2552
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de gevolgen van het weigeren van een taakstrafaanbod
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 17 februari 2006. De zaak draait om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1968 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De betrokkene had op een TOM-zitting het aanbod om een taakstraf te verrichten, zoals bedoeld in artikel 74.1.f van het Wetboek van Strafrecht, geweigerd. Dit aanbod was gedaan om een dagvaarding te voorkomen, maar de Officier van Justitie had niet vermeld dat er ook een ontnemingsvordering kon volgen indien de betrokkene niet op het aanbod inging. De betrokkene heeft geklaagd dat deze gang van zaken in strijd is met de beginselen van een goede procesorde.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president G.J.M. Corstens, heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien het middel niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad werd op 29 mei 2007 uitgesproken, waarbij de betrokken rechters ook de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan waren. De griffier S.P. Bakker was ook aanwezig bij de uitspraak.