ECLI:NL:HR:2007:BA2571

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02953/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor deelname aan een misdrijf en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onvolledig doen. De veroordeling was het gevolg van een eerdere uitspraak van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 10 maart 2005 had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de kwalificatie van het derde feit verbeterd, waarbij het de opzettelijke beschikbaarstelling van valse of vervalste gegevens door een rechtspersoon benadrukte, waarbij de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan deze handelingen.

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die door de raadsman van de verdachte waren voorgesteld. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, had geconcludeerd dat het beroep in cassatie verworpen diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot rechtsvragen van belang voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft. De verdachte was veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en een geldboete van € 500.000,-, subsidiair één jaar hechtenis. Dit arrest is uitgesproken door de president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

12 juni 2007
Strafkamer
nr. 02953/06
RR/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 februari 2006, nummer 20/008270-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 10 maart 2005 - de verdachte ter zake van 1. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven", 2. "medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" en 3. "opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan het feit feitelijk leiding heeft gegeven" (de Hoge Raad leest: "ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan het feit feitelijk leiding heeft gegeven"), veroordeeld tot 4 jaren gevangenisstraf, alsmede tot een geldboete van € 500.000,-, subsidiair 1 jaar hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1 Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Nieuwegein, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 juni 2007.