ECLI:NL:HR:2007:BA5960

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/125HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de betaling van een contractuele boete en schadevergoeding wegens niet-naleving van een beding houdende voorkeursrecht van koop

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de betaling van een contractuele boete en schadevergoeding. [Verweerder] heeft op 5 juli 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen, waarbij hij vorderde dat [eiser] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 22.689,01 aan contractuele boete en € 172.436,49 aan schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft op 12 mei 2004 de vorderingen van [verweerder] afgewezen. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 27 december 2005 het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van de contractuele boete, met rente, terwijl verdere beslissingen zijn aangehouden. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 751,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 september 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/125HR
MK/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 5 juli 2002, voorzover in cassatie van belang, [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 22.689,01 aan contractuele boete en een bedrag van € 172.436,49 aan door [verweerder] geleden schade, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 mei 2004 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 27 december 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, voorzover in cassatie van belang, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen het bedrag van € 22.689,01 ter zake van de contractuele boete, met rente, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 751,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 september 2007.