ECLI:NL:HR:2007:BA7628

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/163HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en geschil tussen automobilist en waarborgfonds

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een automobilist, aangeduid als [eiser], en het Waarborgfonds Motorverkeer over de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door een ongeval op 10 augustus 1997. De eiser heeft het Waarborgfonds gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam met de vordering om te verklaren voor recht dat het fonds hem dient te vergoeden voor de geleden schade, die nader opgemaakt moet worden bij staat en vereffend volgens de wet, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft op 25 augustus 2004 de vordering van de eiser afgewezen, waarna de eiser in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 2 maart 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de eiser.

De Hoge Raad heeft op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van het Waarborgfonds op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 RO geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/163HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.B. van Heijningen,
t e g e n
STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,
gevestigd te Rijswijk,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en het Waarborgfonds.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 15 augustus 2001 het Waarborgfonds gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat het Waarborgfonds aan [eiser] dient te vergoeden de door hem ten gevolge van het ongeval op 10 augustus 1997 geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
Het Waarborgfonds heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 2 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen het niet verschenen Waarborgfonds is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Waarborgfonds begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.