ECLI:NL:HR:2007:BB3680

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/106HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarig kind door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht op 27 december 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht om het minderjarige kind van de verzoekers, [het kind], voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. De kinderrechter heeft op 23 januari 2007 het verzoek toegewezen. Hiertegen hebben de ouders hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 1 mei 2007 de beschikking van de kinderrechter heeft bekrachtigd. De ouders hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen verweerschrift ingediend in deze cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 5 oktober 2007.

Uitspraak

5 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/106HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING TE UTRECHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de ouders en de raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 december 2006 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft de raad verzocht het minderjarige kind van partijen, [het kind], voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht.
Na behandeling van de zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Utrecht bij beschikking van 23 januari 2007 het verzoek van de raad toegewezen.
Tegen deze beschikking hebben de ouders hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 1 mei 2007 heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben de ouders beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 oktober 2007.