ECLI:NL:HR:2007:BB3765
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarig kind
In deze zaak heeft de man, wonende te [woonplaats], op 6 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda. Hij verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige zoon, geboren uit de relatie met de vrouw, die wonende te [woonplaats] is. De rechtbank heeft op 7 november 2005 een bijzonder curator benoemd. De vrouw heeft het verzoek bestreden, waarna de rechtbank op 3 april 2006 de vervangende toestemming tot erkenning heeft verleend. De vrouw ging echter in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek van de man heeft afgewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
In de cassatieprocedure heeft de vrouw verzocht om het beroep van de man te verwerpen. De bijzonder curator heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 9 november 2007 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.