ECLI:NL:HR:2007:BB3765

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/018HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarig kind

In deze zaak heeft de man, wonende te [woonplaats], op 6 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda. Hij verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige zoon, geboren uit de relatie met de vrouw, die wonende te [woonplaats] is. De rechtbank heeft op 7 november 2005 een bijzonder curator benoemd. De vrouw heeft het verzoek bestreden, waarna de rechtbank op 3 april 2006 de vervangende toestemming tot erkenning heeft verleend. De vrouw ging echter in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek van de man heeft afgewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

In de cassatieprocedure heeft de vrouw verzocht om het beroep van de man te verwerpen. De bijzonder curator heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 9 november 2007 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

9 november 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/018HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
e n t e g e n
mr. S.M.E. VAN FRAAIJENHOVE-VAN DER MAAS, in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de hierna te noemen minderjarige [de zoon],
kantoorhoudende te Breda,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de vrouw en de bijzonder curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 6 oktober 2005 ter griffie van de rechtbank Breda ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van de uit de relatie tussen partijen geboren minderjarige [de zoon].
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 november 2005 de bijzonder curator benoemd.
De vrouw heeft vervolgens het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 3 april 2006 de vervangende toestemming tot erkenning verleend.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 1 november 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De bijzonder curator heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 november 2007.