ECLI:NL:HR:2007:BB4965
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Nietigverklaring van de inleidende dagvaarding wegens ongerede stukken van het geding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland' te Lelystad. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.K. Hansen Löve. De kern van de zaak was dat de stukken van het geding in het ongerede waren geraakt, waardoor de Hoge Raad de bestreden uitspraak niet kon toetsen. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde dat de Hoge Raad het bestreden arrest moest vernietigen, behoudens voor zover het vonnis van de Rechtbank was vernietigd, en dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het niet mogelijk was om de bestreden uitspraak in cassatie te toetsen. De Hoge Raad besloot om de zaak om doelmatigheidsredenen zelf af te doen en verklaarde de inleidende dagvaarding nietig. Dit besluit was noodzakelijk omdat, na verwijzing of terugwijzing van de zaak, de rechter niet in staat zou zijn om te beraadslagen en te beslissen op basis van de tenlastelegging. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en dat het tweede middel geen bespreking behoefde.
De uitspraak werd gedaan door vice-president G.J.M. Corstens, samen met raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2007:BB4965.