ECLI:NL:HR:2007:BB5383
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake onbetrouwbaarheid verklaring slachtoffer
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 juni 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1956, heeft beroep ingesteld tegen de veroordeling. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarin zij betogen dat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar is en dat deze niet tot bewijs had mogen worden gebezigd. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij stelt dat de bewijsmiddelen de verklaringen van het slachtoffer voldoende onderbouwen en dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid te twijfelen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en dat er geen grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De uitspraak vond plaats op 18 december 2007.