ECLI:NL:HR:2007:BB7650
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep in het personen- en familierecht met betrekking tot huwelijkse voorwaarden en echtscheidingsconvenant
In deze zaak heeft eiseres, na een eerdere niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De eiseres had in 1996 een vordering ingesteld tot vernietiging van huwelijkse voorwaarden en een echtscheidingsconvenant, maar werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft het hof deze beslissing bevestigd en de subsidiaire vordering van eiseres afgewezen. Eiseres stelde dat zij gedwaald had over de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap en dat verweerster, als rechtsopvolgster van de overleden betrokkene, onrechtmatig had gehandeld. Het hof oordeelde dat de vordering van eiseres was vervallen op grond van artikel 3:200 BW, wat betekent dat een voormalig deelgenoot de verdeling van de gemeenschap niet kan aanvechten na het verstrijken van de vervaltermijn.
Eiseres heeft in cassatie betoogd dat er sprake was van een rechtsontwikkeling die haar in staat zou moeten stellen om alsnog haar vordering in te stellen. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar cassatieberoep, omdat zij had berust in de eerdere uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan eiseres opgelegd, die zijn begroot op € 368,08 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 14 december 2007.