ECLI:NL:HR:2008:BC0375

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/172HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Octrooirecht en inbreuk op Europees octrooi 0.699.276

In deze zaak gaat het om een geschil over de inbreuk op een Europees octrooi, specifiek octrooi nr. 0.699.276, dat betrekking heeft op een pompwerkwijze voor het aandrijven van een multifase-schroefspilpomp. De eiseressen, Houttuin B.V. en Rosscor International B.V., hebben in cassatie beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verweerster, die houdster is van het octrooi, heeft Houttuin c.s. aangeklaagd wegens vermeende inbreuk op haar octrooi. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de verweerster grotendeels toegewezen, maar het hof heeft in hoger beroep enkele conclusies van het octrooi vernietigd en de vorderingen van de verweerster afgewezen. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en geconcludeerd dat het hof in zijn oordeel over de equivalente inbreuk een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan de verweerster opgelegd.

Uitspraak

25 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/172HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. HOUTTUIN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. ROSSCOR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Houttuin c.s. en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 21 oktober 2002 Houttuin c.s. gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, Houttuin c.s. te verbieden om op enigerlei wijze betrokken te zijn bij directe dan wel indirecte inbreuken op het Europees (NL) octrooi 0 699 276, althans onrechtmatig jegens [verweerster] te handelen, zulks op straffe van een dwangsom met diverse nevenvorderingen. Voorts heeft [verweerster] vergoeding gevorderd van de schade de zij heeft geleden door de octrooi-inbreuken en afgifte van de winstcijfers ten aanzien van de verkochte inbreukmakende producten, een en ander met rente en kosten.
Houttuin c.s. hebben de vorderingen bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, genoemd octrooi te vernietigen, met veroordeling van [verweerster] tot betaling van buitengerechtelijke kosten.
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 juli 2003 als volgt beslist:
"In conventie
1 VERBIEDT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk iedere directe dan wel indirecte inbreuk op het Europees (NL) Octrooi 0 699 276;
2. BEVEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres een schriftelijke opgave te verstrekken van alle afnemers aan wie gedaagden sub 1 en 3 producten hebben verkocht, verhuurd, afgeleverd en/of daartoe hebben aangeboden, die vallen onder de beschermingsomvang van Europees (NL) Octrooi 0 699 276;
3. BEVEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk binnen veertien dagen na betekening van het dit vonnis aan ieder van de onder 2 bedoelde afnemers (niet zijnde eindgebruikers) in de landstaal van de betrokken afnemer een aangetekende brief te zenden met uitsluitend de navolgende inhoud en zonder bijschrift:
"Wij zijn verplicht: u te informeren dat de Rechtbank te 's-Gravenhage bij vonnis van 2 juli 2003 heeft beslist dat de aan u geleverde mulitfase-schroefspilpomp(en) valt/vallen onder het aan [verweerster] toekomende Europees (NL) Octrooi 0 699 276 en dat dit product derhalve niet langer mag warden aangeboden, verkocht of geleverd, dan wel worden gebruikt of in voorraad warden gehouden. Wij verzoeken u hierbij om de multifase-schroefspilpompen die zich onder u bevinden aan ons te retourneren. Wij zullen dan onmiddellijk de aankoopprijs en alle kosten in verband met de retournering van de producten aan u vergoeden."
(naam en handtekening van de gedaagde),
4. BEVEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis alle brochures en andere promotiemiddelen voor die producten, te vernietigen en [verweerster] binnen drie weken na de vernietiging deugdelijk bewijs te verschaffen dat die vernietiging volledig en tijdig heeft plaatsgevonden;
5. VEROORDEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk de door [verweerster] tengevolge van directe of indirecte inbreuk door gedaagden sub 1 en 3 op Europees (NL) Octrooi 0 699 276 sedert 30 oktober 2001 geleden schade te vergoeden, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en/of, zulks ter keuze van [verweerster], de door gedaagden sub 1 en 3 met haar hier aan de orde zijnde handelingen Sedert 30 oktober 2001 genoten winsten aan [verweerster] af te dragen;
6. VEROORDEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk omtrent die winsten binnen vier weken na de betekening van dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen door aan [verweerster] een door een registeraccountant opgestelde en ondertekende verklaring te verschaffen waaruit de hoogte van de behaalde winsten van gedaagden sub 1 en 3 blijkt, welke verklaring vergezeld dient te zijn van een volledige opgave van:
(a) de hoeveelheid vervaardigde producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden;
(b) de hoeveelheid en inkoopprijs van de gekochte producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden;
(c) de hoeveelheid en verkoopprijs van de verkochte producten, gestaafd met alle betreffende bescheiden, waaronder alle facturen;
(d) de hoeveelheid van de ten tijde van de betekening van het te wijzen vonnis nog in voorraad zijnde producten, gestaafd met alle desbetreffende bewijsstukken;
7. BEVEELT gedaagden sub 1 en 3 ieder afzonderlijk aan [verweerster] per overtreding van het sub 1 bedoelde verbod of voor iedere niet (gehele c.q. deugdelijke) nakoming van de sub 2, 3, 4 en 6 bedoelde bevelen aan [verweerster] een dwangsom te betalen van EUR 100.000,--, dan wel, ter keuze van [verweerster], aan [verweerster] een dwangsom te betalen van EUR 200.000,-- per betrokken product of, per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat de directe of indirecte inbreuk na de betekening dit vonnis zal voortduren of de sub 2, 3, 4 en 6 bedoelde bevelen na de betekening van dit vonnis niet geheel en deugdelijk worden nagekomen;
8. VEROORDEELT gedaagden sub 1 en 3, hoofdelijk, in de op deze procedure in conventie vallende kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op EUR 258,18 aan verschotten en EUR 1170,-- aan procureurssalaris.
9. VERKLAART dit vonnis tot zover, voorzover in conventie gewezen, uitvoerbaar bij voorraad;
10. Wijst het gevorderde jegens gedaagde sub 2 en het meer of anders gevorderde jegens gedaagden sub 1 en 3 AF;
In reconventie
11. Wijst het gevorderde AF;"
Tegen dit vonnis hebben Houttuin c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Houttuin c.s. hebben hun eis vermeerderd zoals nader vermeld in de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie. [Verweerster] heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 23 februari 2006 heeft het hof in het principaal appel het vonnis waarvan beroep, voorzover in reconventie gewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de conclusies 1-5 van het voor Nederland verleende Europese octrooi 0.699.276 ten name van [verweerster] vernietigd en het meer of anders gevorderde afgewezen. Het hof heeft het vonnis voorzover in conventie gewezen bekrachtigd, behoudens wat betreft de veroordeling(en) wegens indirecte inbreuk, welke vorderingen het hof heeft afgewezen. In het incidenteel appel heeft het hof het beroep verworpen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Houttuin c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt in het principale beroep tot vernietiging en terugverwijzing, en in het incidentele beroep tot verwerping.
De advocaat van Houttuin c.s. en de advocaat van [verweerster] hebben bij brieven van 7 december 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan - ten dele veronderstellenderwijs - van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster] is houdster van het Europees octrooi nr. 0.699.276, dat aan haar (rechtsvoorgangster) is verleend voor een 'Pompwerkwijze voor het aandrijven van een multifase-schroefspilpomp en pomp'.
(ii) De aanvrage is ingediend op 28 april 1994.
(iii) De prioriteitsdatum is 19 mei 1993.
(iv) De verlening van het octrooi is gepubliceerd op 5 februari 1997.
(v) Het octrooi heeft gelding in, onder meer, Nederland.
(vi) De uitvinding, die in het octrooi is beschreven, heeft - kort gezegd - betrekking op een werkwijze voor het aandrijven van een multifase-schroefspilpomp en een pomp voor het pompen van een mediumstroom dat een mengsel bevat van gas en vloeistof (bijvoorbeeld aardolie) (i.e. een zgn. "multifase"-mengsel). De pomp volgens het octrooi is uitgerust met ten minste een transportschroef, die door een huis is omsloten. In figuur 1 van het octrooi - weergegeven in rov. 1.b van het vonnis van de rechtbank - is een uitvoeringsvorm van de pomp afgebeeld met twee paar transportschroeven die elk bestaan uit een rechtsgangige schroef en een linksgangige schroef. De schroeven van de beide paren grijpen in elkaar en samen met het huis dat hen omsluit, vormen zij afgesloten transportkamers.
(vii) De werkwijzeconclusie 1 van het octrooi luidt als volgt:
"1 Pompwerkwijze voor het aandrijven van een multifase-schroefspilpomp met tenminste een transportschroef, die door een huis is omsloten, dat tenminste een zuigstomp en tenminste een drukstomp heeft, waarbij het aangezogen medium in een pulsatie-arme continue transportstroom parallel ten opzichte van de schroefas wordt voortbewogen en in de drukstomp continu wordt uitgestoten, waarbij aan de drukzijde de respectievelijke vloeistoffase van de gasfase wordt gescheiden, doordat de mediumstroom, die uit de transportschroef naar buiten treedt, in de stromingssnelheid daarvan wordt verlaagd en/of in de stromingsrichting daarvan gericht wordt veranderd met het kenmerk, dat uit de op deze wijze afgescheiden vloeistoffase een deel van de vloeistofvolumestroom (vloeistofcirculatie) wordt afgenomen, gedoseerd in de aanzuigzone terug wordt geleid en op deze wijze in circulatie wordt gehouden en dat de overtollige vloeistofvolumestroom in de zone van de drukstomp weer met de daarvoor afgescheiden gasfase wordt samengevoegd."
(viii) De (onafhankelijke) inrichtingsconclusie 6 van het octrooi luidt als volgt:
"6 Multifase-schroefspilpomp met tenminste een transportschroef (1, 2), die door een huis (3) is omsloten, dat tenminste een zuigstomp (5) en tenminste een drukstomp (6) heeft, waarbij de zuigstomp (5) met een voor de transportschroef (1, 2) geschakelde zuigruimte (10) en de drukstomp (6) met een op de transportschroef (1, 2) volgende drukruimte (11) in verbinding staat, in het bijzonder voor het uitvoeren van een werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de drukruimte (11) inrichtingen voor het scheiden van de respectievelijke vloeistoffase van de gasfase van de mediumstroom, die uit de transportschroef (1, 2) naar buiten treedt, alsmede een onderste deel voor de opname van tenminste een deelhoeveelheid van de afgescheiden vloeistoffase heeft met het kenmerk, dat op het onderste deel van de drukruimte, waarin de stromingssnelheid bijna gelijk is aan nul, een vloeistof-kortsluitleiding (14) is aangesloten, die met de zuigruimte (10) in verbinding staat en samen met de transportelementen een gesloten circulatie voor een voor de permanente afdichting noodzakelijke hoeveelheid vloeistof vormt."
(ix) Houttuin houdt zich onder andere bezig met de productie en verkoop van pompen in Nederland, waaronder multifase-schroefspilpompen. Dit doet zij, onder meer, samen met dan wel in opdracht van Rosscor, die de pompen van haar afneemt, gebruikt, aanbiedt en verder verkoopt.
(x) Bij brieven van 30 oktober 2001 heeft [verweerster] Houttuin c.s. gesommeerd de inbreuk op haar octrooi te staken.
(xi) Op 5 november 2001 heeft [verweerster] aan Houttuin c.s. desbewustheidsexploten doen uitbrengen.
3.2 [Verweerster] heeft - als hiervoor onder 1 vermeld - in conventie gevorderd dat Houttuin c.s. wordt verboden directe dan wel indirecte inbreuk te maken op haar octrooi, daartoe stellende dat Houttuin c.s. door de vervaardiging en verhandeling van de pompen indirect inbreuk maken op het octrooi volgens conclusie 1 en direct inbreuk maken volgens conclusie 6 en volgens de volgconclusies 2, 4, 7, 10, 11, 13, 15, 16 en 17.
Houttuin c.s. hebben de geldigheid van het octrooi bestreden en betwist dat zij op het octrooi inbreuk maken. In reconventie vorderden Houttuin c.s. dat het (Nederlandse deel van het) octrooi van [verweerster] wordt vernietigd wegens gebrek aan nieuwheid, daartoe een beroep doend op openbaar voorgebruik van door hen geproduceerde pompen en op publicaties van derden, althans gebrek aan inventiviteit van het octrooi van [verweerster] alsmede op de grond dat de uitvinding in het octrooi niet nawerkbaar is beschreven.
3.3.1 De rechtbank heeft in conventie de (neven)vorderingen van [verweerster] grotendeels toegewezen en in reconventie de vorderingen van Houttuin c.s. afgewezen, een en ander op de wijze als hiervoor onder 1 is vermeld.
De rechtbank verwierp, kort samengevat, het beroep van Houttuin c.s. op de niet-nawerkbaarheid wegens onvolledigheid en onduidelijkheid van het octrooi, oordeelde dat wegens het falen van hun nietigheidsargumenten, zowel met betrekking tot conclusie 1 als conclusie 6 en zodoende ook de volgconclusies, van de geldigheid van het octrooi moest worden uitgegaan en kwam tot de slotsom dat Houttuin c.s. op conclusie 1 indirect en op conclusie 6 direct inbreuk maakten, waarna zij een afzonderlijke beoordeling van inbreuk op de volgconclusies en het verwijt van overig onrechtmatig handelen wegens het ontbreken van belang achterwege liet.
3.3.2 Het hof heeft in het door Houttuin c.s. ingestelde principaal appel het vonnis van de rechtbank vernietigd voorzover in reconventie gewezen, de conclusies 1 tot en met 5 van het voor Nederland verleende Europese octrooi van [verweerster] vernietigd en het vonnis van de rechtbank, voorzover in conventie gewezen, bekrachtigd behoudens wat betreft de veroordeling(en) wegens indirecte inbreuk, welke vorderingen van [verweerster] het hof heeft afgewezen.
Onder afwijzing van het in hoger beroep meer of anders gevorderde, heeft het hof vervolgens het incidenteel appel van [verweerster] verworpen.
3.3.3 Hetgeen het hof in zijn arrest heeft geoordeeld en beslist, kan - voorzover in cassatie van belang - als volgt worden samengevat en verkort weergegeven.
(a) Het (vermeend) ontbreken van maatregelen in een conclusie is, anders dan door Houttuin c.s. is aangevoerd, niet een in art. 75 ROW 1995 genoemde vernietigingsgrond, zodat hun grief IV tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de gestelde onvolledigheid/onduidelijkheid niet tot vernietiging van het vonnis kan leiden. (rov. 7)
(b) Van de door Houttuin c.s. met betrekking tot de stand van de techniek aangehaalde documenten, waaronder een in 1982 door Houttuin voor de firma Navigazione Montanari gebouwde pomp van het type 236.60 ten behoeve van het verpompen van een mengsel van aardolieproducten uit een olietanker waarbij tijdens het "strippen" een mengsel van olie, gas en lucht wordt verpompt (verder: de Montanari-pomp), is slechts de Britse octrooiaanvrage GB 2.227.057 als referentie in het octrooi vermeld, zodat aannemelijk is dat de resterende door Houttuin c.s. aangegeven stand van de techniek door het Europees Octrooibureau tijdens de verleningsprocedure niet in de beoordeling is betrokken. (rov. 8)
(c) Op zichzelf is juist dat bij de beoordeling van de nieuwheid van de inrichtingsconclusie 6 van het octrooi die gericht is op een multifase-schroefspilpomp, dus een schroefpomp voor het verpompen van een multifase-mengsel, de vermelding van de toepassing van de pompen uit de 236.60 serie, in het bijzonder de Montanari-pomp, - zoals Houttuin c.s. aanvoeren - conclusie 6 geen nieuwheid kan verschaffen volgens de Guidelines (juni 2005), part. C, chapter III, par. 4.8 maar op deze hoofdregel geldt de volgende uitzondering:
"Apparatus for (...)", "Method for (...)", etc.
If a claim commences with such words as: "Apparatus for carrying out the process etc. (...)" this must be construed as meaning merely apparatus suitable for carrying out the process. Apparatus which otherwise possesses all of the features specified in the claims, but which would be unsuitable for the stated purpose, or would require modification to enable it to be so used, should normally not be considered as anticipating the claim." (rov. 9)
(d) Op grond van wat [verweerster] - onweersproken - heeft gesteld (rov. 10-11) is het hof van oordeel dat de gemiddelde vakman de door Houttuin c.s. genoemde schroefspilpompen van het type 236.60, waaronder de Montanari-pomp, die gedurende vrijwel de gehele bedrijfstijd bij een relatief lage druk vloeistof verpompen - slechts op het einde wordt nog kort "gestript" - zal beschouwen als vloeistofpompen, en niet rekenen tot de categorie van multifase-pompen die gedurende de gehele bedrijfstijd een, in samenstelling voortdurend wisselend multifase-mengsel verpompen bij een relatief hoge druk. Met andere woorden, er bestaat bij een pomp van het type 236.60 gedurende nagenoeg de gehele bedrijfstijd, waarin uitsluitend olie wordt verpompt, geen probleem met de spleetafdichting in tegenstelling tot bij een multifase-pomp waarin dat probleem tijdens de gehele bedrijfstijd voortdurend en onvoorspelbaar kan optreden. (rov. 12)
(e) Het zal de gemiddelde vakman op grond van dit wezenlijke verschil direct duidelijk zijn dat de bekende vloeistof-schroefspilpompen niet (constructief ongewijzigd) kunnen worden ingezet voor het verpompen van multifase-mengsels, zoals die in de olie- en gaswinningsindustrie moeten worden verpompt. (rov. 12, slot)
(f) Dit wordt bevestigd doordat Houttuin c.s. zelf, hoewel deskundig op het vakgebied van schroefspilpompen, kennelijk niet het inzicht hadden de pompen van het type 236.60, die dateren van 1978 en volgens hen ten minste 30 minuten kunnen "drooglopen", voor de prioriteitsdatum van het octrooi (in ongewijzigde constructieve vorm) als multifase-schroefspil-pompen op de markt te brengen hoewel daaraan in de olie- en gaswinningsindustrie een grote behoefte bestond. (rov. 13)
(g) Dit oordeel wordt voorts bevestigd in de, door [verweerster] aangehaalde, publicaties van [A] die concludeert dat de bestaande vloeistof-schroefspilpompen, ook die waarvan bekend is dat ze kunnen "drooglopen", constructief moeten worden aangepast om inzetbaar te zijn voor het verpompen van de multifase-mengsels in de oliewinningsindustrie, waaruit volgt dat deze vakman, bij uitstek deskundig op het gebied van schroefspilpompen, een wezenlijk onderscheid ziet tussen zulke pompen voor het verpompen van multifase-stromen en die voor het verpompen van vloeistoffen. (rov. 13)
(h) De conventionele schroefspilpompen van het type 236.60, waaronder de Montanari-pomp, zijn niet geschikt voor het - in het octrooi van [verweerster] - gestelde doel en niet nieuwheidsschadelijk voor de in conclusie 6 geoctrooieerde multifase-pomp, maar mogen niet vallen onder de daarin geclaimde uitsluitende rechten, zodat ter verschaffing van nieuwheid een zuiver formele afbakening voldoende is. (rov. 14)
(i) De multifase-schroefspilpomp is volgens conclusie 6 ten opzichte van elk der genoemde conventionele vloeistofschroefspilpompen nieuw. (rov. 15-17)
(j) Zoals de PCT Examiner, zal de vakman die conclusies 1 en 6 van het octrooi leest in het licht van de beschrijving en de tekeningen, begrijpen dat deze conclusies zijn afgebakend van één publicatie over een (werkwijze met een) multifase-schroefspilpomp met alle in deze conclusies vermelde kenmerken, waarbij het hem direct duidelijk is dat die publicatie de - hiervoor onder (b) vermelde - Britse octrooiaanvrage is, ook wel aangeduid met "D0". (rov. 18-19)
(k) Blijkens conclusie 1 van het octrooi is als nieuwe maatregel aan dit bekende toegevoegd, dat "uit de op deze wijze afgescheiden vloeistoffase een deel van de vloeistof volumestroom (vloeistofcirculatie) wordt afgenomen, gedoseerd in de aanzuigzone terug wordt geleid en op deze wijze in circulatie wordt gehouden en dat de overtollige vloeistofvolumestroom in de zone van de drukstomp weer met de daarvoor afgescheiden gasfase wordt samengevoegd", waarbij gezien de beschrijving van het octrooi slechts in die gevallen waarin onvoldoende vloeistof in het te verpompen multifase-mengsel aanwezig is, de vloeistofcirculatie wordt bij- of ingeschakeld. Vindt geen recirculatie van vloeistof plaats, dan omvat de werkwijze volgens conclusie 1 niet meer dan de werkwijze voor het bedrijven van de bekende pomp volgens D0. Het hof acht conclusie 1 daarom niet nieuw. (rov. 20)
(l) Het hof deelt het oordeel van [verweerster] dat de - hiervoor onder (g) genoemde - [A]-documenten in wezen de enige relevante documenten zijn van voor de prioriteitsdatum. [A] is als uitvinder op D0 vermeld zodat tussen die documenten een nauw verband bestaat. Gezien zijn, openbaar toegankelijke, publicatie in het tijdschrift "Offshore" (november 1990) is het reeds een bekende handelwijze om bij multifase-pompen uit de stroom die uit de transportschroeven treedt vloeistof af te scheiden en de afgescheiden vloeistof naar de zuigzijde van de pomp te recirculeren in een voor de permanente spleetafdichting noodzakelijke hoeveelheid - voor de betreffende MP40-pomp 1.2% - teneinde voedingen met 100% gas ("droogloop") te verpompen. De werkwijze volgens conclusie 1 biedt niet meer dan dit bekende toegepast op de pompwerkwijze volgens D0. Nu overname van een bekende maatregel bij de beoogde werkwijze ter verkrijging van een overeenkomstig effect van die maatregel binnen het directe bereik van de gemiddelde vakman ligt, mist de werkwijze volgens conclusie 1 inventiviteit. Ook de afhankelijke conclusies 2-5 voegen, gezien deze stand van de techniek, aan conclusie 1 geen bijzondere maatregelen toe, zodat grieven V-VII van Houttuin c.s. in zoverre slagen en conclusies 1-5 zullen worden vernietigd. (rov. 21-23)
(m) Het essentiële van het octrooi is naar het oordeel van het hof gelegen in de combinatie van constructieve elementen van de multifase-schroefspilpomp volgens conclusie 6, welke pomp door aanwezigheid van leiding (14), als constructie, nieuw is ten opzichte van D0 - ook als daardoor geen vloeistof wordt gerecirculeerd - en nieuw is ten opzichte van de multifase-pomp volgens het artikel in "Offshore". (rov. 24)
(n) De vraag of de pomp volgens conclusie 6 inventief is, beantwoordt het hof bevestigend. [Verweerster] komt de verdienste toe een eenvoudig uitgevoerde multifasepomp te hebben geconstrueerd voor het uitvoeren van de tot de stand van de techniek behorende werkwijze volgens conclusie 1. Met de inrichting volgens het octrooi is het mogelijk om het uit het artikel in "Offshore" bekende principe met het beoogde effect ("droogloop" gedurende langere tijd) uit te voeren. (rov. 25-27)
(o) Het hof komt na een uitleg van conclusie 6 in het licht van de beschrijving en de tekeningen (rov. 29-32) tot de slotsom dat van letterlijke inbreuk op het octrooi door Houttuin c.s. geen sprake is maar oordeelt vervolgens dat het bevochtigen door de (in de zuigruimte van de pomp aanwezige) vloeistof langs de asafdichtingen te leiden geheel equivalent is aan bevochtigen door de vloeistof door de asafdichtingen te voeren, zodat bij deze uitleg van conclusie 6 sprake is van inbreuk nu met in wezen dezelfde middelen op in wezen dezelfde wijze in wezen hetzelfde resultaat wordt bereikt. (rov. 28-33)
(p) Het hof volgt Houttuin c.s. niet in hun verweer dat met deze constructie van hun pomp slechts een niet inventieve variant van de stand van de techniek wordt toegepast, welke variant D0 in combinatie met algemene vakkennis omvat, en dat deze variant dan ook buiten de beschermingsomvang van het octrooi dient te vallen. Het hof komt tot de slotsom dat Houttuin c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun pomp als een voor de hand liggende variant van de stand van de techniek dient te worden beschouwd. (rov. 34-35)
(q) Het gaat in conclusie 6 om een inrichting voorzien van een kortsluitleiding, zodat het mogelijk is bij meer ongunstige samenstellingen van de voeding vloeistof te recirculeren. Nu zo'n kortsluitleiding ook aanwezig is bij de pomp van Houttuin c.s. en niet kan worden gezegd dat daarin het boven aangegeven vereiste niet wordt toegepast, is sprake van directe inbreuk op het octrooi van [verweerster]. (rov. 36-37)
(r) Nu conclusie 1 wordt vernietigd, kan van (in)directe inbreuk op die conclusie geen sprake zijn, zodat grief IX tegen het oordeel van de rechtbank dat Houttuin c.s. indirect inbreuk hebben gepleegd, terecht is voorgedragen (rov. 38)
(s) Het hof acht het door de rechtbank uitgesproken inbreukverbod op zijn plaats en de daarbij toegewezen nevenvoorzieningen adequaat om [verweerster] in staat te stellen op de hoogte te komen van de reikwijdte van de inbreuk en schadeplichtigheid, verdere inbreuk te voorkomen alsmede ter controle op de naleving van het verbod en de recall. (rov. 39)
(t) Anders dan de incidentele grief VI van [verweerster] klaagt, strekt het door de rechtbank uitgesproken inbreukverbod zich niet mede uit tot het "op enigerlei wijze betrokken zijn bij" directe inbreuk op het octrooi, nu [verweerster] ook thans niet heeft aangegeven welke onrechtmatig geachte gedragingen van Houttuin c.s. daaronder worden verstaan. (rov. 43)
(u) Er is geen hoofdelijke aansprakelijkheid van Houttuin c.s. voor de te betalen schadevergoeding en winstafdracht, omdat het gaat om afdracht van de door ieder van beiden afzonderlijk gemaakte winst c.q. de betaling van de door ieder van beiden afzonderlijk veroorzaakte schade en de omstandigheid dat Rosscor wellicht inbreukmakende pompen van Houttuin heeft afgenomen onvoldoende is onderbouwd om te concluderen tot onrechtmatig handelen leidende tot een schadevergoedingsplicht, zodat incidentele grief VII van [verweerster] faalt en de door haar gevorderde vaststelling van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt afgewezen. (rov. 44 en 46, slot)
4. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
4.1.1 Middel I komt in acht onderdelen met rechts- en motiveringsklachten op tegen hetgeen het hof in rov. 9-14 en 24 van zijn arrest heeft overwogen leidende tot zijn oordeel dat de conventionele schroefspilpompen van het type 236.60, waaronder de Montanari-pomp, niet geschikt zijn voor het gestelde doel en niet nieuwheidsschadelijk zijn voor de multifase-pomp zoals geoctrooieerd in conclusie 6.
4.1.2 In middel I wordt het arrest bestreden voorzover het hof is uitgegaan van de opvatting dat het octrooi van [verweerster] volgens conclusie 6 enkel betrekking heeft op en beperkt is tot "multifase-schroefspilpompen" voor gebruik in de olie- en gaswinningsindustrie die geschikt zijn om de in rov. 11 geschetste werkwijze uit te voeren.
4.1.3 Onderdeel I.1, dat meer algemeen klaagt over de onduidelijkheid van 's hofs overwegingen, gaat uit van een te beperkte lezing van het arrest en kan derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Naar aanleiding van het niet-nieuwheidsverweer van Houttuin c.s. (rov. 9) heeft het hof in rov. 12 vastgesteld dat de gemiddelde vakman de door Houttuin c.s. genoemde schroefspilpompen zal beschouwen als vloeistofpompen, en niet zal rekenen tot de categorie van multifase-pompen die gedurende de gehele bedrijfstijd een in samenstelling voortdurend wisselend multifase-mengsel verpompen, alsmede dat het aan de gemiddelde vakman onmiddellijk duidelijk zal zijn dat de vloeistof-schroefspilpompen niet (constructief ongewijzigd) kunnen worden ingezet voor het verpompen van multifase-mengsels. Met dit oordeel heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de gemiddelde vakman zou onderkennen dat naar de toenmalige stand van de techniek de bekende conventionele vloeistof-schroefspilpompen in ongewijzigde constructieve vorm niet voor hetzelfde doel konden worden gebruikt als multifase-schroefspilpomp in de zin van conclusie 6 van het octrooi. Dit oordeel is door het hof voldoende gemotiveerd in rov. 12 en 13 met een daarop volgende begrijpelijke conclusie in rov. 14.
Onderdeel I.2 klaagt over onbegrijpelijkheid en innerlijke tegenstrijdigheid van voormelde opvatting van het hof met de tweede zin van rov. 14 waar het overwoog dat omdat de bekende pompen niet mogen vallen onder de uitsluitende rechten geclaimd in conclusie 6, ter verschaffing van nieuwheid een zuiver formele afbakening voldoende was. Deze klacht kan niet tot cassatie leiden omdat, anders dan het onderdeel veronderstelt, het hof in deze laatste overweging gelezen in samenhang met rov. 15 en volgende niet van een andere opvatting is uitgegaan, nu in deze overwegingen besloten ligt dat het hof bij zijn verdere beoordeling de pompen van het type 236.60 waaronder de Montanari-pomp niet als multifasepomp in de zin van conclusie 6 heeft beschouwd. De overige klachten missen doel, omdat op grond van de in rov. 9 gegeven - in cassatie niet bestreden - omschrijving van een in conclusie 6 bedoelde multifase-schroefspilpomp als "een schroefspilpomp voor het verpompen van een multifase-mengsel" door het hof in rov. 11 wel is beoordeeld of het verpompen van een lucht-olie-mengsel tijdens het zogenoemde "strippen" bij het lossen van olietankers hieraan voldeed. Verder nodigen deze klachten uit tot een hernieuwde beoordeling van een, aan het hof als feitenrechter voorbehouden, waardering van de stellingen van partijen en uitleg van de gedingstukken, welke hernieuwde beoordeling de taak van de cassatierechter te buiten gaat.
4.1.4 Onderdeel I.3 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 14 dat de conventionele schroefspilpompen van het type 236.60 waaronder de Montanari-pomp niet nieuwheidsschadelijk voor de in conclusie 6 geoctrooieerde multifase-pomp zijn nu die pompen niet geschikt zijn voor het daarin gestelde doel.
Alle klachten van dit onderdeel nemen tot uitgangspunt dat het hof de, door Houttuin c.s. genoemde, conventionele schroefspilpompen wel als multifasepomp in de zin van conclusie 6 heeft beschouwd, en gaan gelet op het hiervoor in 4.1.3 overwogene derhalve uit van een verkeerde lezing van het arrest, zodat dit onderdeel reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie kan leiden.
4.1.5 Onderdeel I.4 komt met een rechts- en motiveringsklacht op tegen rov. 12 waarin het hof op grond van de - door het middel tevergeefs bestreden - vaststellingen in rov. 11 tot het oordeel is gekomen, kort gezegd, dat de gemiddelde vakman de door Houttuin c.s. genoemde schroefspilpompen van het type 236.60 waaronder de Montanari-pomp naar de stand van de techniek zou beschouwen als vloeistofpompen en niet zou rekenen tot de categorie van multifase-pompen, bedoeld in conclusie 6 van het octrooi; zie hiervoor in 3.3.3 onder (d).
Anders dan in het onderdeel wordt verondersteld, heeft het hof in zijn arrest niet eraan voorbijgezien dat bij de beoordeling van het niet-nieuwheidsverweer van Houttuin c.s. het erom ging of de schroefspilpompen van het type 236.60 waaronder de Montanari-pomp "geschikt" (zouden) zijn om een gas/vloeistofmengsel te verpompen. In rov. 9 tot en met 14 heeft het hof immers onderzocht of deze bekende pompen voor de in conclusie 6 geoctrooieerde multifase-pomp nieuwheidsschadelijk waren doordat zij geschikt zouden zijn (geweest) voor het desbetreffende, in het octrooi gestelde, doel.
Het onderdeel kan bij gebrek aan feitelijke grondslag derhalve niet tot cassatie leiden.
4.1.6 Onderdeel I.5, dat is gericht tegen 's hofs - in 3.3.3 onder (e) vermeld - oordeel aan het slot van rov. 12 aangaande het wezenlijke verschil tussen de pompen van het type 236.60 en de in conclusie 6 geoctrooieerde multifase-pomp, bouwt voort op onderdeel I.3 en deelt het lot daarvan.
4.1.7 Onderdeel I.6 keert zich tegen het in 3.3.3 onder (f) vermelde oordeel van het hof en klaagt dat voor beoordeling van de nieuwheid van conclusie 6 irrelevant was of Houttuin c.s. kennelijk niet het inzicht hebben gehad de bekende pompen voor de prioriteitsdatum van het octrooi (in ongewijzigde constructieve vorm) als multifase-schroefs-pilpompen op de markt te brengen hoewel daaraan in de olie- en gaswinningsindustrie een grote behoefte bestond. Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden nu het is gericht tegen een overweging die het in rov. 12 gegeven oordeel niet draagt.
De klachten van onderdeel I.7 tegen het in 3.3.3 onder (g) vermelde oordeel falen om dezelfde reden.
4.1.8 De rechts- en motiveringsklachten van onderdeel I.8 tegen 's hofs overweging in rov. 24 dat conclusie 6 een pomp volgens D0 betreft, bouwen voort op de onderdelen I.2 en I.3 en delen hun lot.
4.1.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat middel I in al zijn onderdelen tevergeefs is voorgesteld.
4.2.1 Middel II keert zich tegen de door het hof in rov. 14-17 en 21 gegeven oordelen naar aanleiding van zijn onderzoek of de conventionele schroefspilpompen van het type 236.60 waaronder de Montanari-pomp onder de in de conclusie 6 van het octrooi geclaimde uitsluitende rechten vallen waarvoor volgens het hof ter verschaffing van nieuwheid een zuiver formele afbakening voldoende is (rov. 14, tweede volzin).
4.2.2 De onderdelen II.1 tot en met 3 gaan uit van de - in onderdeel II.0 vooronderstelde - lezing van deze tweede volzin van rov. 14 dat het hof de conventionele schroefspilpompen in beginsel wel rekent tot de multifase-pompen als bedoeld in conclusie 6 en elders een "zuiver formele afbakening" heeft proberen te vinden, welke het heeft gevonden in de toegepaste asafdichtingen. Aldus zijn de in deze onderdelen aangevoerde klachten, mede gelet op het hiervoor in 4.1.3 overwogene, gebaseerd op een verkeerde lezing van het bestreden arrest. Middel II kan derhalve in al zijn onderdelen reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.
4.3.1 Middel III komt in twee onderdelen op tegen 's hofs oordelen in rov. 24-27 waar het de vraag of de multifase-schroefspilpomp volgens conclusie 6 inventief is, bevestigend heeft beantwoord.
4.3.2 Onderdeel III.1, dat uitgaat van de - gezien het vorenoverwogene: verkeerde - lezing van het bestreden arrest dat het octrooi van [verweerster] enkel betrekking heeft op en beperkt is tot "multifase-schroefspilpompen" voor gebruik in de olie- en gaswinningsindustrie die geschikt zijn om de door het hof in rov. 11 geschetste werkwijze uit te voeren, bouwt voort op de middelen I en II en deelt hun lot.
4.3.3 Onderdeel III.2 dat klaagt dat het hof is voorbijgegaan aan de non-inventiviteitsargumenten van Houttuin c.s. in de memorie van grieven onder 129-159 en de pleitaantekeningen in appel onder 81-100, ontbeert ondanks de verwijzingen naar vindplaatsen in de processtukken de van een middel te vergen precisie en bepaaldheid nu in het onderdeel niet duidelijk wordt gemaakt op welke van de aldaar aangevoerde argumenten van Houttuin c.s. het hof bij zijn beoordeling van de vraag of de pomp volgens conclusie 6 inventief is (rov. 25-26) had dienen in te gaan.
4.4.1 Middel IV - zoals nader toegelicht onder punt 40 van de schriftelijke toelichting - komt met een rechtsklacht op tegen het door het hof in rov. 33 gegeven oordeel dat van letterlijke inbreuk op het octrooi geen sprake is maar dat het bevochtigen door de vloeistof langs de asafdichtingen te leiden geheel equivalent is aan bevochtigen door de vloeistof door de asafdichtingen te voeren zodat bij een dergelijke uitleg van conclusie 6 sprake is van inbreuk, en dat Houttuin c.s. met de constructie van hun (R/H-)pomp niet alleen een eenvoudige inrichting bereiken maar ook een inrichting waarin het daar genoemde voordeel van de toepassing van "single seals" wordt bereikt, en aldus met in wezen dezelfde middelen op in wezen dezelfde wijze in wezen hetzelfde resultaat wordt bereikt.
4.4.2 Deze rechtsklacht slaagt. In feitelijke instanties heeft [verweerster] aan haar inbreukvordering subsidiair ten grondslag gelegd dat voorzover er al geen sprake is van letterlijke inbreuk, in elk geval sprake is van equivalentie omdat in de pomp van Houttuin c.s. "in elk geval met in wezen dezelfde middelen (kortsluitleiding tussen drukruimte en zuigruimte), op in wezen dezelfde wijze (leiding op het laagste punt), in wezen hetzelfde resultaat [wordt] verkregen (circulatie van een deelhoeveelheid vloeistof)"; zie de pleitnotities in eerste aanleg, blz. 12 onder 40.
Door bij de beoordeling van deze subsidiaire grondslag eigener beweging te onderzoeken en in rov. 33 te oordelen, kort samengevat, dat conclusie 6 van het octrooi - zoals uitgelegd in rov. 32 - weliswaar naar de letter is beperkt tot het bevochtigen van de asafdichtingen door de vloeistof erdoorheen te voeren maar dat Houttuin c.s. daarop toch equivalente inbreuk maken omdat "het bevochtigen door de vloeistof langs de asafdichtingen te leiden geheel equivalent [is] aan bevochtigen door de vloeistof door de asafdichtingen te voeren", heeft het hof in strijd met art. 24 Rv. de feitelijke grondslag van de inbreukvordering van [verweerster] aangevuld; blijkens de gedingstukken in de feitelijke instanties had [verweerster] hierop gerichte stellingen niet aangevoerd. Deze aanvulling stond het hof dan ook niet vrij, omdat Houttuin c.s. daardoor werden tekortgedaan in hun recht zich naar behoren te kunnen verdedigen.
4.5 Gegrondbevinding van middel IV brengt mee dat hetgeen het hof in zijn arrest omtrent de equivalente inbreuk door Houttuin c.s. heeft overwogen, niet in stand kan blijven en dat de klachten van middel V tegen de door het hof in rov. 28-37 gegeven oordelen - vermeld in 3.3.3 onder (o)-(q) - dan ook geen behandeling behoeven.
4.6.1 Ondanks gegrondbevinding van de rechtsklacht van middel IV, waardoor het arrest niet in stand zal kunnen blijven (zie hierna in 6), hebben Houttuin c.s. belang bij behandeling van middel VI, dat opkomt tegen hetgeen het hof in rov. 39 heeft overwogen tot verwerping van grief X van Houttuin c.s.; zie hiervoor in 3.3.3 onder (s). Deze appelgrief had mede betrekking op - kort ge-zegd - de territoriale reikwijdte van de door de rechtbank uitgesproken nevenvoorzieningen in het dictum van haar vonnis onder 2 tot en met 6. Met betrekking tot deze onderdelen van het dictum hadden Houttuin c.s. aangevoerd, samengevat, dat de rechtbank ten onrechte voor deze (neven)voorzieningen geen beperking tot uitsluitend op het Nederlandse territoir gerichte handelingen had opgenomen (zie memorie van grieven, onder nrs. 193-207).
4.6.2 Door in rov. 39 te oordelen als het heeft gedaan en in het dictum van zijn arrest in het principaal appel het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen voorzover in conventie gewezen, is het hof onvoldoende kenbaar ingegaan op (de toelichting op) appelgrief X waar die ertoe strekte dat de door de rechtbank uitgesproken nevenvoorzieningen dienen te worden beperkt tot uitsluitend op het Nederlandse territoir gerichte handelingen. De hierop gerichte klachten van de onderdelen VI.1 en 2 slagen.
5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.1 Het middel richt zes onderdelen tegen hetgeen het hof heeft geoordeeld en beslist omtrent het gebrek aan nieuwheid van conclusie 1 (onderdeel I) en inventiviteit van de conclusies 1-5 (onderdeel II) zodat geen sprake kan zijn van (in)directe inbreuk op conclusie 1 (onderdeel III), en de niet-gebleken hoofdelijke aansprakelijkheid van Houttuin c.s. ter zake van schadevergoeding en winstafdracht (onderdeel IV) en de reikwijdte van het inbreukverbod (onderdeel V). Onderdeel VI is voorgesteld onder de voorwaarde dat in het principale beroep wordt vernietigd 's hofs oordeel dat Houttuin c.s. inbreuk maken op conclusie 6 van het octrooi.
5.2 Onderdeel I kan wegens gebrek aan belang buiten behandeling blijven omdat, zoals hierna zal blijken, de klachten van onderdeel II niet tot cassatie kunnen leiden.
5.3.1 De werkwijze volgens conclusie 1 ontbeert niet alleen nieuwheid maar mist naar het oordeel van het hof in rov. 21-23 ook inventiviteit omdat, kort samengevat, deze werkwijze niet meer biedt dan de volgens D0 bekende handelwijze om bij multifase-pompen uit de stroom die uit de transportschroeven treedt, vloeistof af te scheiden en de afgescheiden vloeistof naar de zuigzijde van de pomp te recirculeren in een voor de permanente spleetafdichting noodzakelijke hoeveelheid teneinde voedingen met 100% gas ("droogloop") te verpompen. Gezien de in deze overwegingen genoemde stand van de techniek voegen volgens het hof de afhankelijke werkwijzeconclusies 2-5 aan conclusie 1 geen bijzondere maatregelen toe, reden waarom deze werkwijzeconclusies ook dienden te worden vernietigd.
5.3.2 De hiertegen gerichte rechts- en motiveringsklachten van onderdeel II missen doel, omdat zij slechts uitnodigen tot een hernieuwde beoordeling van een, aan het hof als feitenrechter voorbehouden, waardering van stellingen van partijen en uitleg van gedingstukken waaronder de conclusies 1 tot en met 5 van het octrooischrift, welke hernieuwde beoordeling de taak van de cassatierechter te buiten gaat.
De bestreden oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn niet onbegrijpelijk.
5.3.3 De algemene klacht, zoals uitgewerkt in onderdeel II.4.2, dat het hof conclusies 1-5 slechts gedeeltelijk had dienen nietig te verklaren - naar de Hoge Raad begrijpt: vernietigen - voorzover deze ook externe scheiding en/of externe recirculatie omvatten, stuit op het voorgaande af.
5.4 De rechts- en motiveringsklachten van onderdeel III tegen hetgeen het hof bij zijn beoordeling van appelgrief IX in rov. 38 - zie hiervoor in 3.3.3 onder (r) - heeft overwogen, bouwen voort op de onderdelen I en II en delen het lot daarvan.
5.5 Onderdeel IV komt met twee motiveringsklachten op tegen rov. 44 en het slot van rov. 46 - zie in 3.3.3 onder (u) - waar het hof (de vaststelling van) hoofdelijke veroordeling van Houttuin en Rosscor, zoals gevorderd bij eiswijziging in hoger beroep, heeft afgewezen.
In zijn overweging dat het gaat om afdracht van de door ieder van beiden afzonderlijk gemaakte winst c.q. de vergoeding van de door ieder van beiden afzonderlijk veroorzaakte schade en dat de omstandigheid dat Rosscor wellicht inbreukmakende pompen van Houttuin heeft afgenomen, onvoldoende is onderbouwd om te concluderen tot onrechtmatig handelen leidende tot een schadevergoedingsplicht, ligt besloten het oordeel van het hof dat [verweerster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gezamenlijke octrooi-inbreuk door Houttuin en Rosscor of van "dezelfde schade" in de zin van art. 6:102 BW. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige verweven met waarderingen van feitelijke aard, die in cassatie niet op juistheid kunnen worden onderzocht. Onbegrijpelijk is het oordeel evenmin.
5.6Onderdeel V dat zich keert tegen het door het hof, naar aanleiding van de incidentele grief VI, gegeven oordeel in rov. 43 - kort gezegd - dat [verweerster] geen aanspraak heeft op het door de rechtbank uitgesproken verbod dat zich uitstrekt tot het "op enigerlei wijze betrokken zijn bij" directe inbreuk op het octrooi omdat zij niet had aangegeven welke onrechtmatig geachte gedragingen van Houttuin c.s. daaronder worden verstaan, faalt, omdat het hof klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk van oordeel was dat [verweerster] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een daadwerkelijke dreiging van onrechtmatige betrokkenheid bij directe octrooi-inbreuk bestond.
5.7 Onderdeel VI - waarvan de voorwaarde is vervuld gezien het overwogene in 4 - komt met diverse motiveringsklachten op tegen hetgeen het hof in rov. 32 en 33, in verbinding met rov. 30, in het kader van de beantwoording van de inbreukvraag heeft geoordeeld en beslist.
Deze klachten falen reeds bij gebrek aan belang, omdat - zoals hierna in 6 zal worden overwogen - gegrondbevinding van middel IV van het principaal beroep meebrengt dat de verwijzingsrechter de door [verweerster] subsidiair aan haar inbreukvordering(en) ten grondslag gelegde, equivalente inbreuk door Houttuin c.s. opnieuw zal dienen te onderzoeken.
6. Verdere behandeling
Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat in het principale beroep de middelen IV en VI gegrond zijn, en dat in het incidentele beroep het middel in al zijn onderdelen tevergeefs is voorgesteld. Gegrondbevinding van middel IV in het principale beroep brengt mee dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven en dat na verwijzing nogmaals zal moeten worden onderzocht of Houttuin c.s. equivalente inbreuk maken op conclusie 6 van het octrooi van [verweerster].
7. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 februari 2006;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Houttuin c.s. begroot op € 448,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Houttuin c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.