ECLI:NL:HR:2008:BC3792
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake verkeersdelicten en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 7 april 2006 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978. De verdachte was veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander lichamelijk letsel was toegebracht, en voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans eigendom. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd, maar enkel wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft het aantal uren taakstraf vastgesteld op 180 en de duur van de vervangende hechtenis op 90 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.
De klacht van de verdachte dat het Hof heeft volstaan met het opmaken van een verkort proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, werd door de Hoge Raad als ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht feitelijke grondslag mist, waardoor het middel niet tot cassatie kan leiden. Daarnaast werd in het tweede middel geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot strafvermindering.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster en de raadsheren A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken op 26 februari 2008. De zaak is van belang voor de beoordeling van de procesgang en de redelijke termijn in strafzaken.