ECLI:NL:HR:2008:BC6532
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Keuzerecht voor partieel buitenlandse belastingplicht en de toepassing van de 30%-regeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 10 april 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft gehandhaafd. De Hoge Raad heeft op 14 maart 2008 uitspraak gedaan. Belanghebbende, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft van maart 1986 tot augustus 1999 in de Verenigde Staten gewoond en gewerkt en is sinds 1 augustus 1999 weer in Nederland woonachtig. Gedurende het jaar 2001 heeft hij 260 dagen gewerkt, waarvan 65 dagen buiten Nederland. De centrale vraag in deze procedure is of belanghebbende kan worden aangemerkt als partieel buitenlands belastingplichtige op basis van artikel 2.6 van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit IB 2001.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet onder de 30%-regeling valt, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van deze regeling. Dit oordeel is in cassatie niet bestreden. De Hoge Raad bevestigt dat het keuzerecht voor de toepassing van de Wet IB 2001 voor buitenlandse belastingplichtigen enkel geldt voor werknemers die voldoen aan de voorwaarden van de 30%-regeling. Aangezien het Hof heeft vastgesteld dat deze regeling niet van toepassing is, kan belanghebbende geen beroep doen op de keuzeregeling van artikel 2.6 van de Wet IB 2001. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende falen en verklaart het beroep ongegrond.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2008.