ECLI:NL:HR:2008:BC7572
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Herziening van beschikkingen inzake niet vervolgen van strafbare feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van twee beschikkingen van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager had beklag ingediend over het niet vervolgen van strafbare feiten, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag niet tot herziening kon leiden. Dit was gebaseerd op het feit dat een beschikking op een beklag, zoals in deze zaak, niet kan worden aangemerkt als een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk.
De beschikkingen waartegen herziening werd gevraagd, waren beide afgewezen door het Hof. De aanvrager had in zijn verzoek om herziening ook brieven gevoegd die strekten tot aanvulling van de aanvraag. De Hoge Raad heeft deze brieven aan het arrest gehecht en als onderdeel van de beoordeling meegenomen. De kern van de zaak draait om de vraag of de aanvrage tot herziening ontvankelijk was, wat de Hoge Raad ontkende. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een einduitspraak in het kader van herziening en de strikte voorwaarden die daarvoor gelden.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijk maakt dat niet elke beschikking die een beklag afwijst, kan leiden tot herziening. Dit arrest biedt inzicht in de toepassing van artikel 12 Sv en de voorwaarden waaronder herziening kan worden aangevraagd. De Hoge Raad heeft in deze zaak de juridische kaders helder uiteengezet en de aanvrager in zijn verzoek niet in het gelijk gesteld.