3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser], geboren in 1948, is per 1 januari 2001 in dienst getreden bij SGBO als statutair directeur/ bestuurder van de vennootschap. Voordien was [eiser] sinds 1 januari 1989 in dienst bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) als hoofd van de toen nog niet verzelfstandigde stafafdeling SGBO. VNG is (indirect) enig aandeelhouder van SGBO. Het bruto maandsalaris van [eiser] bedroeg laatstelijk € 8.082,58 exclusief vakantietoeslag.
(ii) De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en SGBO bevat onder meer de mogelijkheid van toekenning van een bonus en een bepaling over de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
(iii) [Eiser] heeft tot volle tevredenheid van VNG gedurende bijna veertien jaar leiding gegeven aan het personeel van (eerst de afdeling en vervolgens de verzelfstandigde) SGBO. Zowel over 2001 als over 2002 heeft [eiser] de maximale bonus ontvangen.
(iv) Eind 2002 heeft binnen SGBO een medewerkerstevredenheidsonderzoek (hierna: MTO) plaatsgevonden.
De resultaten van dit onderzoek zijn in februari 2003 bekendgemaakt. Er bleek kritiek van werknemers te bestaan op de wijze van leidinggeven van - onder anderen - [eiser], die vervolgens heeft ingestemd met het verlenen van een aanvullende opdracht aan het onderzoeksbureau.
(v) Op 17 april 2003 heeft [eiser] zich ziek gemeld als gevolg van de negatieve uitkomsten van het MTO. [Eiser] heeft op 22 april 2003 contact gehad met de bedrijfsarts [betrokkene 1] (hierna: de bedrijfsarts) die rapporteerde: "Op dit moment is time-out voor een aantal wkn. geïndiceerd. Interventie niet vereist." Er werd een vervolgafspraak gemaakt voor 21 mei 2003.
(vi) Op 24/25 april 2003 heeft [eiser] kennisgenomen van de resultaten van het aanvullend onderzoek, waarin de klachten van medewerkers waren vastgelegd.
(vii) Op 29 april 2003 heeft [eiser] telefonisch gesproken met [betrokkene 2], de voorzitter van de Raad van Commissarissen van SGBO (hierna: [betrokkene 2]). In dit gesprek heeft [eiser] naar voren gebracht dat zijn prestaties miskend werden en dat hij hierdoor was aangeslagen. [Betrokkene 2] heeft haar steun voor [eiser] uitgesproken.
(viii) Op 13 mei 2003 heeft [eiser] een gesprek gevoerd met zijn mededirecteur [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) en bij die gelegenheid zijn positie als directeur ter beschikking gesteld. [Betrokkene 3] heeft echter te kennen gegeven dat hij het niet nodig achtte dat [eiser] zou vertrekken. Op 20 mei 2003 heeft [eiser] weer een gesprek gehad met [betrokkene 2] en [betrokkene 3], waarin hij zijn positie ten tweede male ter beschikking heeft gesteld.
(ix) Op 21 mei 2003 is [eiser] op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. Haar rapport vermeldt: "Betr. werkt hard aan het creëren van zijn horizon en gaat de gesprekken die hiervoor nodig zijn nu aan". Er werd een vervolgafspraak gemaakt voor 16 juni 2003.
(x) Op 27 mei 2003 heeft [eiser] met [betrokkene 3] en [betrokkene 4], directeur van VNG (hierna: [betrokkene 4]), gesproken. [Betrokkene 4] heeft vervolgens op 12 juni 2003 overleg gevoerd met de Raad van Commissarissen. De Raad van Commissarissen heeft toen zijn steun uitgesproken voor [eiser].
(xi) Op 5 juni 2003 heeft [betrokkene 3] in reactie op het MTO een Plan van Aanpak aangeboden aan alle medewerkers, waarin verbetervoorstellen werden gedaan. [Eiser] is bij het opstellen van het Plan van Aanpak niet betrokken geweest en heeft daarvan pas begin augustus 2003 kennisgenomen.
(xii) Op 16 juni 2003 heeft [eiser] de bedrijfsarts weer bezocht. Zij heeft gerapporteerd: "Situatief arbeidsongeschikt totdat er beslissing is gevallen over de toekomst." De volgende afspraak werd een week later gepland, op 23 juni 2003.
(xiii) Op 19 juni 2003 heeft [eiser] gesproken met [betrokkene 4] en [betrokkene 2]. Zij zagen geen aanleiding voor een vertrek van [eiser] en hebben hem nogmaals hun steun betuigd.
(xiv) Op 23 juni 2003 is [eiser] door de bedrijfsarts arbeidsgeschikt verklaard. [Eiser] heeft toen zijn werkzaamheden niet hervat, omdat hij met [betrokkene 3] had afgesproken vooralsnog betaald verlof te krijgen. Dezelfde dag nog heeft [eiser] een afspraak gemaakt met [betrokkene 4] om van gedachten te wisselen over een mogelijke vertrekregeling.
(xv) Op 27 juni 2003 heeft het gesprek met [betrokkene 4] plaatsgevonden. Toen duidelijk werd dat geen overeenstemming kon worden bereikt over een vertrekregeling heeft [betrokkene 4] de met [betrokkene 3] gemaakte afspraak over betaald verlof herroepen en [eiser] gezegd dat hij weer aan het werk diende te gaan.
(xvi) Bij brief van 30 juni 2003 heeft [betrokkene 4] [eiser] meegedeeld hem "een dag na ontvangst van deze brief" weer op het werk te verwachten. De brief vermeldt voorts: