ECLI:NL:HR:2008:BD1383
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van arbeidsovereenkomst tijdens proeftijd en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen [eiser] en [verweerster] over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] tijdens de proeftijd. [Eiser] heeft op 26 februari 2003 [verweerster] gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage, met de vordering om te verklaren dat het ontslag dat op 16 oktober 2002 aan hem was gegeven, nietig was. Daarnaast vorderde hij dat [verweerster] werd veroordeeld tot doorbetaling van zijn loon tot het moment dat de dienstbetrekking op rechtsgeldige wijze zou zijn beëindigd. [Verweerster] heeft de vorderingen bestreden, waarna de kantonrechter, na bewijslevering en getuigenverhoren, bij eindvonnis van 28 april 2004 de vorderingen van [eiser] heeft afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 6 oktober 2006 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft op 20 juni 2008 het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.