ECLI:NL:HR:2008:BD4161

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/143HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inlichtingen en rekening en verantwoording door erfgename tegen executeur-testamentair

In deze zaak heeft de dochter op 5 april 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, met het verzoek om de moeder, die als executeur is benoemd in het testament van haar overleden echtgenoot, te verplichten tot het verschaffen van inlichtingen en het afleggen van rekening en verantwoording. De dochter wenste inzicht in de adviezen van de adviseurs van de moeder en de bijbehorende declaraties, waarvan zij nog geen kennis had kunnen nemen. De moeder heeft hiertegen een verweerschrift ingediend.

De kantonrechter heeft op 12 juli 2005 de dochter niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. Hierop heeft de dochter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 6 december 2006 de beschikking van de kantonrechter vernietigd, maar heeft het verzoek van de dochter alsnog afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de dochter cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De raadsheren hebben geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de dochter bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de moeder zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 5 september 2008.

Uitspraak

5 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/143HR
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De dochter],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de dochter en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
De dochter heeft op 5 april 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, en daarbij verzocht, kort gezegd, de moeder, die in het testament van haar overleden echtgenoot tot executeur is benoemd, te verplichten tot het verschaffen van de door de dochter gewenste inlichtingen dan wel rekening en verantwoording af te leggen over de verschillende adviezen van de adviseurs van de moeder en de daarop betrekkende declaraties, voor zover de dochter daar nog niet over beschikt.
De moeder heeft een verweerschrift ingediend.
De kantonrechter heeft, na mondelinge behandeling, de dochter bij beschikking van 12 juli 2005 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
Tegen deze beschikking heeft de dochter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 6 december 2006 heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover de dochter niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek en, opnieuw rechtdoende, het verzochte afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de dochter beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de dochter in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de moeder begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 september 2008.