ECLI:NL:HR:2008:BD6200
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake betrokkenheid bij inbraken en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was betrokken bij meerdere inbraken, waaronder twee inbraken in bedrijfspanden van [A] B.V. in Horst en Someren, gepleegd in oktober 2005. De verdachte, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was, had beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 6, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij die verband hield met dit feit. De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde inbraken niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, waardoor de uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, waarbij de rechter moet kunnen motiveren hoe de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten is vastgesteld. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland, dat toezicht houdt op de rechtsontwikkeling en de rechtsbescherming van verdachten.