ECLI:NL:HR:2008:BD6402
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststelling van een ziekelijke stoornis bij de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1976, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-West, locatie Dordtse Poorten' te Dordrecht. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De kern van de zaak betreft de vraag of de vaststelling dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis op begrijpelijkheid kan worden getoetst in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in deze zaak terecht heeft aangenomen dat de verdachte ten tijde van het begaan van het feit aan een ziekelijke stoornis leed. Het middel dat door de verdediging was voorgesteld, kon niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien het middel niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.