ECLI:NL:HR:2008:BD9477
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Horen op bezwaar en de vereisten bij kennelijk ongegrond bezwaar in vennootschapsbelastingzaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin het Hof het beroep tegen een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2001 ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet in strijd met het beleid had gehandeld door de belanghebbende niet te horen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De belanghebbende stelde dat zij recht had op een hoorplicht, maar het Hof verwierp deze stelling. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de uitbreiding van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is in gevallen waarin het bezwaar kennelijk ongegrond is. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, gezien de feiten van de zaak. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.